Een Mythe aan Scherven
Een onderzoek naar de tactische gevechtsomstandigheden van mei 1940 op het Nederlandse strijdtoneel
Peter Kruit
156 pp, € 19,95
isbn/issn: 978-90-5911-681 X
geïllustreerd, ISBN 10: 978-90-5911-681 X / 13 : 978-90-5911-681-8

Een Mythe aan Scherven

(recensie: Philip M. Bosscher)

Gedurende de laatste jaren heeft de strijd om het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden in de meidagen van 1940 veel aandacht gekregen. Daarbij stonden in het middelpunt der belangstelling wat ik zou willen aanduiden als de revisionistische opvattingen van historici als Herman Amersfoort en Piet Kamphuis, zoals die onder woorden gebracht zijn in hun boeken uit 2000 en 2005 - en geleid hebben, vooral in hun boek uit 2000, tot felle controverses. De auteur van het hier te bespreken boek is een leerling van Amersfoort, die zijn studie - in feite een universitaire scriptie (9) - van een inleiding heeft voorzien.

De studie is gebaseerd op opgaven in recent teruggevonden lijsten van Nederlandse gesneuvelden en gewonden in het archief van het Nederlandse Rode Kruis, waarop ook gegevens voorkomen betreffende de oorzaken waardoor de vermelde personen op de lijsten voorkomen, bij voorbeeld ‘kogelverwonding’, ‘scherfverwonding’ of ‘gevechtsuitputting’ . Door toepassing van computertechnieken heeft de auteur kunnen vaststellen hoe de onderlinge verhouding van deze oorzaken was bij gevechtsacties van diverse aard: de strijd om de vliegvelden Waalhaven en Valkenburg en om de Moerdijkbruggen, de gevechten op 10 mei 1940 waarbij het de Duitsers erom ging een overgang over de IJssel of de Maas te forceren, de gevechten om de voorpostenstroken bij Scherpenzeel en de Grebbeberg, de Duitse doorbraak bij Mill, de strijd om de hoofdweerstandstrook bij de Grebbeberg en de Nederlandse tegenaanval bij Achterberg.

Kruit maakt duidelijk dat de door hem verzamelde nog niet eerder gebruikte gegevens interessante conclusies toelaten, bij voorbeeld over de intensiteit van de gevoerde strijd. Deze gegevens moeten dan wel bekeken worden in relatie met andere, zoals over de gesteldheid van het gevechtsterrein. Zo was de situatie wat dat betreft zeer in het nadeel van de verdedigers bij Waalhaven en in belangrijk opzicht ook bij de Grebbeberg - in beide gevallen mede doordat aan Nederlandse zijde bepaalde beveiligingsmaatregelen te lang waren uitgesteld (69, 95).

Op grond van zijn bevindingen weet Kruit belangrijke correcties aan te brengen op hetgeen vermeld wordt in eerdere publicaties, met name die van E. H. Brongers, die tot nu toe voor velen het beeld van ‘de strijd in de meidagen’ hebben bepaald. Zo verdiept hij stellig ons inzicht in het verloop van de gevechtsacties in Nederland gedurende de tragische meidagen van 1940. Toch is de titel van deze uitgave mij te pretentieus. Ik heb geen ‘mythe’ vermogen te ontdekken die hij tot ‘scherven’ zou hebben gereduceerd. Wél heeft hij waardevolle nuances aangebracht in het tot nu toe geaccepteerde geschiedbeeld. In dat opzicht gaat hij in het voetspoor van een Karl-Heinz Frieser met diens recente boek over de Blitzkrieg-Legende.

Ik trof slechts één duidelijk germanisme aan: “aangegrepen” in plaats van ‘aangevallen’ (70). Waarom het woord “Mörser” (96) (Ned. ‘mortieren’) onvertaald is gelaten, begrijp ik niet. Deze uitgave is overigens goed verzorgd en van nuttige illustraties voorzien.

Dr.Philip Bosscher

Trefwoorden: Nederland, Tweede Wereldoorlog, Meidagen 1940, Ned.Rode Kruis