Het eerste dat opvalt in dit boek over de achttiende-eeuwse Sint-Gerlachuskerk in Houthem is het grote aantal illustraties. Deze uitgave ter ere van de afronding van de twaalf en een half jaar durende restauratiewerkzaamheden bestaat zeker voor de helft uit prachtige foto’s van in- en exterieur, die ons een beeld geven van de rijke versiering van deze kerk. Ook documenten en plattegronden illustreren de veelbewogen geschiedenis van kerk en klooster. Het geheel is zowel in het Nederlands als in het Engels toegelicht.
Gerlach was een ridder die leefde van 1120 tot 1165. Hij bekeerde zich tot het katholieke geloof, ging wonen in een holle eik en wijdde zijn leven aan gebed en prediken. Tijdens en na zijn leven werden wonderen aan hem toegeschreven waardoor hij al snel na zijn dood heilig werd verklaard. In 1201 werd op de plaats van de eik een norbertijner dubbelklooster gesticht en in 1202 werd de kloosterkerk gewijd aan deze heilige.Vanaf dat moment werd het een bedevaartsoord. Al in het eerste kwart van de dertiende eeuw moet het een vrouwenklooster zijn geworden.
De turbulente geschiedenis van de gebouwen wordt beschreven door Piet Mertens. Na een aantal eeuwen als kloosterzusters dienst te hebben gedaan, vertrokken de nonnen in 1786. Onder Franse overheersing was het klooster tijdelijk een militair hospitaal en in 1797 werd het particulier eigendom. De gebouwen werden gesplitst in een parochiekerk, een chateau en een boerderij. Aan de hand van overgeleverde gegevens van de Maastrichtse architect Matthias Soiron (1748-1834) uit 1781 toont Mertens de indeling uit die tijd. Ook zijn er nog oudere documenten zoals een tekening van de oostfaçade uit 1713. De verschillende families die er tussen 1797 en 1979 woonden, drukten elk hun stempel op het interieur. De laatste eigenaar overleed kinderloos en de gebouwen werden aan de parochie nagelaten. Echter pas zestien jaar later kregen zij een nieuwe bestemming. Na veel herstel en herbouw is de oude pachthof nu een hotel en de proosdij fungeert als restaurant.
De volgende twee hoofdstukken vertellen over de heiligenlegende van deze ridder-kluizenaar. De fresco’s in de kerk geven hierover geen uitsluitsel, zij zijn van veel latere datum. Wel zijn er oorkonden en archiefgegevens die het leven en de verering van Sint Gerlach kunnen verduidelijken. Een aantal wonderen is opgetekend, zoals het water uit de put dat naar wijn smaakte en het einde van zijn leven aankondigde. Men moet zich realiseren dat er in die tijd in deze streek nog nauwelijks kerken of kloosters waren. Het dagelijks leven van de boerenbevolking werd beheerst door de oude, heidense rituelen om ziekten en kwaad af te weren of een goede oogst op te roepen. Gezien de gedragingen van Sint Gerlach en de cultus rond zijn graf lijkt dit in de twaalfde eeuw nog niet te zijn verdwenen. Zo was een eik een heilige boom en als men de grond rond zijn graf aan dieren (of mensen) te eten gaf, zouden zij genezen. In de loop van de tijd werd hij beschermer van vee en oogst. Een hele reeks van wonderverhalen is hieraan gewijd.
De huidige kerk dateert uit 1727. De barokkunst waarin de kerk is uitgevoerd, is uniek in Nederland en typerend voor de Contra-Reformatie. Het is een Gesamtkunstwerk waarin architectuur en kunst elkaar versterken. De wandschilderingen illustreren de oorspronkelijke dubbelfunctie van de pelgrims- en kloosterkerk. De wanden van het schip zijn opgesierd met fresco’s uit het leven van Sint Gerlach. Het koor daarentegen is rijk aan nieuwtestamentische voorstellingen. In 1751 heeft Johann Adam Schöpf (1702-1772) de fresco’s aangebracht. Deze Zuidduitse kunstenaar stond bekend om zijn laatbarokke bouwkundig geïnspireerde stijl. In de afbeeldingen zijn dan ook veel architectonische elementen opgenomen.
In 1808 werden delen van de kerk wegens beschadiging overgeschilderd door Louis Hermans, niet in frescotechniek maar in olieverf. Hij paste zijn eigen iconografische programma toe. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw werden deze overschilderingen verwijderd. Paul le Blanc bespreekt de nieuwtestamentische afbeeldingen uitgebreid, maar aan de schilderingen over het heiligenleven besteedt hij helaas geen aandacht. In 2007 zijn de gewelfschilderingen geconserveerd en waar nodig gerestaureerd. Bernard Delmotte en Karin Keutgens, die hier zelf bij betrokken waren, beschrijven dit proces.
Naast de overrompelende schilderingen bezit de kerk nog veel zilveren objecten. Het belangrijkste is wel een borstbeeld van Sint Gerlach uit 1704 waarin zich de schedel van de heilige bevindt, nog te zien door een rond glaasje boven in het hoofd. Ook uit de kloostertijd daterende kelken, monstransen en reliekhouders behoren tot de kerkschatten. Deze zijn te bewonderen in een permanente expositie.
Mede dankzij de illustraties is dit boek een genot om te lezen. Ook is het zeer uitnodigend om toch snel eens naar het zuiden af te reizen. Als er al een kritische opmerking gemaakt zou moeten worden, dan is het dat de verschillende auteurs telkens opnieuw de geschiedenis van de gebouwen of van de heilige Gerlach herhalen. Maar al met al is het boek een aanrader.
Diane Spelbos
Trefwoorden; Nederland, Limburg, Houthem-Sint Gerlach, Middeleeuwen, 12e eeuw, Barok, Norbertinessen, Kloosterkerk, Fresco’s, Contra-Reformatie