Gelre
Dynastie, land en identiteit in de late middeleeuwen
Aart Noordzij
367 pp, € 39,00
isbn/issn: 978-90-8704-076-3
Werken uitgegeven door Gelre, Vereniging tot beoefening van Gelderse geschiedenis, oudheidkunde en recht, no. 59, geïllustreerd, ingenaaid

Gelre

(recensie: Aron de Vries)

Op 24 september 2007 verscheen het rapport Identificatie met Nederland van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Prinses Maxima gaf een toespraak waarin ze verklaarde dat ze de titel goed gekozen vond. Anders dan ‘De Nederlandse Identiteit’ bood deze titel ruimte voor ontwikkeling en diversiteit. Zelf voelde ze zich Nederlander, maar ook wereldburger, Europeaan en waarschijnlijk ook wel Argentijnse. Terecht zei ze “om de identiteit en loyaliteit van een mens zijn geen hekken te plaatsen”. De prinses had in de zeven jaar dat ze hier woonde geen Nederlandse identiteit gevonden. Veel politici waren ‘not amused’. Zo zei Tweede Kamerlid Sterk van het CDA: “De nationale identiteit bestaat wel degelijk. Het Koningshuis is daar zelf een goed voorbeeld van. Natuurlijk is er pluriformiteit, maar we hebben een collectieve historie en nationale symbolen die Nederlanders binden.” Anderen namen het voor de prinses op. Klaarblijkelijk wordt er verschillend over gedacht of Nederland een eigen identiteit bezit.


In de middeleeuwen kende ons land een ware lappendeken aan kleinere en grotere territoria als de heerlijkheid Culemborg naast het Sticht Utrecht, het graafschap Holland en het hertogdom Brabant. Kende men in zo’n territorium ook een eigen identiteit? Dit jaar promoveerde Aart Noordzij aan de Universiteit Leiden op een studie over de ontwikkeling van de Gelderse politieke gemeenschap en de Gelderse identiteit in de periode 1100-1600. Hij stelt dat de Geldersen in de late middeleeuwen te boek stonden als barbaars en oorlogszuchtig. Een imago dat voortkwam uit de vele oorlogen die men uitvocht met de Bourgondische en Habsburgse vorsten die het hertogdom wilde veroveren. Gelderse geschiedschrijvers zagen dat compleet anders: hun landgenoten waren juist dapper, sterk, ongekunsteld en vrijheidslievend. De identiteit van Gelre was verbonden aan de dynastie, waarbij symbolen als de bloem en de leeuw een grote rol speelden, naast de dynastieke memoriecultuur. Zo werd de dynastie zichtbaar gemaakt, waarmee mensen zich konden identificeren. De losse verzameling heerlijkheden, graafschappen en voogdijen werden zo verbeeld als een eenheid.


Interessant is hoe Noordzij beschrijft dat deze identificatie mede gevoed werd door particularisme. Historici en sociologen verbinden doorgaans staats- en natievorming met centraliteit en eenheid. Gelre kende juist een sterk gedecentraliseerde bestuursstructuur met vier kwartieren, vier hoofdsteden, diverse heerlijkheden, steden met hun eigen rechten en streken met verschillende landrechten. De cartograaf Christiaan Sgrooten kreeg in 1563 te horen dat het onbegonnen werk was om Gelre in kaart te brengen (pag. 272). Maar de particuliere belangen liepen volgens de auteur vaak hand in hand met het belang van de politieke gemeenschap. Een aantasting van het territorium stond in de ogen van de steden en de ridders vaak gelijk met een aantasting van hun particuliere belangen. Noordzij stelt het zelfs sterker: “particularisme creëerde de Gelderse identiteit” (pag. 322), waarbij verschillende Gelre-beelden naast elkaar konden bestaan.


De auteur zegt: “De Gelderse identiteit verwijst naar de dynamische processen van praxis, verbeelding en identificatie die steeds weer op persoonlijk niveau plaatsvonden, en die voor ieder individu, voor iedere groep, voor iedere plaats en iedere regio, binnen bepaalde marges, weer een ander karakter hadden (pag. 324).” Hier raakt de auteur een kern die ook van belang is voor de huidige discussie over de Nederlandse identiteit. Binnen bepaalde marges is er zeker sprake van een Nederlandse identiteit, maar die kan door elk lid van de (politieke) gemeenschap anders worden bezien. Daar komt bij dat zowel mensen in de middeleeuwen als in de huidige tijd meerdere loyaliteiten kenden. De burger in de middeleeuwse stad voelde zich verbonden met zijn familie, zijn ambacht, de stad, het territorium, maar ook bijvoorbeeld met de christelijke wereld. Wat dat betreft lijkt de middeleeuwse mens op die van vandaag de dag.


De auteur richt zich in het boek vooral op de politieke en culturele elites en hij is zich hiervan bewust. Dat komt vooral doordat de bronnen het denkkader weergeven van deze elites. Wel doet Noordzij hierbij beweringen die moeilijk te controleren zijn. Zo zegt hij over bredere lagen van de bevolking dat ze een mening hadden over de politiek en dat zij deel uitmaakten van de politieke gemeenschap (pag. 320). Waarop deze bewering berust, werd mij niet duidelijk. Het kan goed zijn dat de primaire loyaliteit van de bevolking berustte bij de familie, het ambacht of de lokale gemeenschap en dat Gelre als territorium een abstractie was die niet zo gevoeld werd.


Het boek is een aanrader voor een ieder die meer wil weten van het graafschap, later hertogdom, Gelre. Daarnaast geeft het boek ook stof tot reflectie. Bij mij kwamen vragen op als: wat versta ik nu precies zelf onder het begrip `politieke identiteit’? En waar ligt mijn eigen primaire loyaliteit? Daarmee heeft deze studie een grote actualiteitswaarde.


Trefwoorden: Nederland, Gelre, late middeleeuwen, politieke identiteit, staatsvorming, particularisme

Drs.Aron de Vries