“Wij zijn waarlijk nieuwsgierig of de Rotterdammers tot zes keer toe eene kolossale dosis materialistischen onzin kunnen verteeren en tot de overtuiging zullen komen, naar hun apentuin te moeten snellen, om daar den eersten baviaan den beste als hun urvader te omhelzen” (p. 173). Dit citaat uit de Maasbode geeft een idee van de weerzin tegen de evolutietheorie van Darwin. Het is een reactie op de lezingenserie die Dr. Vogt houdt in 1868 in Rotterdam, als aanhanger van deze theorie. Het onderwerp van Darwin in domineesland van Bart Leeuwenburgh is hiermee gegeven. In vier hoofdstukken wordt het oordeel over Darwins theorie in Nederland, vanaf het verschijnen van Origin of species in 1859 tot en met 1877 gereconstrueerd. In 1877 is het debat over zijn theorie weliswaar nog niet uitgewoed, maar er worden nauwelijks nog originele argumenten uitgewisseld (p. 8).
Ter inleiding beschrijft Leeuwenburgh in het eerste hoofdstuk de ontwikkeling van Darwins ideeën in chronologische volgorde. Vervolgens komen in het tweede hoofdstuk de reacties direct ná het verschijnen van Origin of species aan bod. De toon van de reacties blijkt dan nog gematigd. Men ziet zijn theorie als algemene hypothese, niet als wet. Leeuwenburgh deelt de voor- en tegenstanders in twee typen in: de wetenschappelijke agnost, die de theorie op wetenschappelijke inhoud beoordeelt, en de naturalistische filosoof, die beargumeert dat wetenschap en godsdienst elkaar niet hoeven uit te sluiten (p. 11). Zowel wetenschappers als theologen en filosofen proberen Darwins theorie met de godsdienst te verzoenen. De wetenschappers zelf blijken in die periode ook verdeeld: enerzijds de empirist die louter uit de ervaring wetenschap wil opbouwen, anderzijds de wetenschapper die vanuit een hypothese verder onderzoek wil doen (pp. 62-69). Paradoxaal genoeg blijken de wetenschappelijke agnost en de naturalistische filosoof ook in één persoon te kunnen voorkomen, zoals uit de ideeën van Frederik Hartsen blijkt (pp. 96-109).
In het derde hoofdstuk beschrijft Leeuwenburgh de radicalisering van het debat. Ook hier onderscheidt de auteur twee typen: de materialistische atheïst en de orthodoxe theïst. Wetenschap en godsdienst komen nu tegenover elkaar te staan. Het debat wordt gevoed door de Duitser Karl Vogt, die in Rotterdam een aantal lezingen over de afstamming van de mens geeft. Het idee dat mensen van de aap afstammen, stuit theïsten tegen de borst. De atheïsten daarentegen zien in Darwin een strijder tegen het bijgeloof (pp. 111-112).
Voor- en tegenstanders zetten vanaf 1870 hun hakken steeds meer in het zand. Darwins theorie zelf is echter steeds minder een discussiepunt. Er komen geen nieuwe argumenten bij, het betreft meer een herhaling van zetten (p. 113). Leeuwenburgh noemt in het vierde hoofdstuk nog twee nieuwe typen: de darwinist en de sociaal-darwinist. Voor de sociaal-darwinisten is het darwinisme een uitgangspunt geworden, zij werken vanaf hier verder aan de consequenties die deze theorie heeft voor de praktische filosofie en de sociale wetenschappen (p. 201).
Leeuwenburgh eindigt met een verklarende woordenlijst. En dat is beslist niet overbodig. Is het onderwerp al pittig, Leeuwenburgh maakt het zijn lezers ook niet makkelijk. Opvallend in dit kader is een opmerking in zijn publicatie over het tijdschrift Isis, een ‘Tijdschrift voor Natuurwetenschap’, dat leed onder een geringe belangstelling voor het grote publiek, ‘mede veroorzaakt door het niveau van het blad, dat wil zeggen: te moeilijk voor de leek en te makkelijk voor de geleerde’ (p. 246). Dit zou ook op Darwin in domineesland kunnen slaan. De leek heeft misschien zelfs niet genoeg aan de woordenlijst, de geleerde mist misschien de diepgang, en zeker de voetnoten en verwijzingen naar de herkomst van de citaten. Toch zou het jammer zijn als deze publicatie eenzelfde lot zou ondergaan. In dit Darwinjaar zijn vele boeken (her)uitgebracht. Darwin in domineesland is tussen al deze publicaties zeker onderscheidend en interessant genoeg om er kennis van te nemen.
Paula Dix-Hertogh
Trefwoorden:
Negentiende eeuw, Nederland, Darwin, debat evolutietheorie.