Afgelopen jaar verscheen een boeiende studie over waterbeheersing in de polder Nieuw-Reijerwaard bij Ridderkerk. Het is een herziene uitgave van een scriptie ter afronding van Algemene Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Slechts een enkeling zal deze polder kennen, waardoor deze studie vermoedelijk slechts kan rekenen op een (beperkte) lokale belangstelling. Dat laatste is jammer, want het verhaal dat de auteur schetst, weet duidelijk het lokale te overstijgen. Dit laatste zal ik toelichten.
Toen de auteur, Bertus Wouda, begon aan deze studie was hij archivaris van het waterschap IJsselmonde in Barendrecht (momenteel opgegaan in het waterschap Hollandse Delta) en dus beroepsmatig geïnteresseerd in deze polder. De auteur laat dan ook zien, thuis te zijn in de bronnen van en de literatuur over het gebied. Anders dan men misschien zou vermoeden, bevat deze studie weinig leuke anekdotes over deze polder. De auteur heeft een duidelijke onderzoeksvraag en geeft hierop een zakelijk antwoord. Om een aantal redenen is deze studie de moeite waard.
Zo beschrijft de auteur vier opeenvolgende waterbeheersingssystemen. Dit verdient navolging door andere waterschapshistorici, die vaak blijven hangen in detaillistische beschrijvingen van poldermolens en sluizen. Bertus Wouda beschrijft eerst het waterbeheerssysteem bestaande uit een spui- of molenpolder, waarbij Dordtse burgers die gegoed waren in dit gebied een belangrijke rol speelden. Rond 1590 werd er geïnvesteerd in een geheel nieuw waterbeheerssysteem, bestaande uit een molen- en boezempolder. Hierbij namen de plaatselijke ingelanden het initiatief. Zij vormden boezems met de omringende polders alvorens het water te spuien op de Nieuwe Maas. Voorheen bemaalden de ingelanden met kleine molentjes individueel hun gronden, maar dit werd nu verboden. Midden achttiende eeuw ontstond de samengevoegde boezempolder. Het noordelijke en het zuidelijke gedeelte van Nieuw-Reijerwaard werden samengevoegd en men kreeg de beschikking over een eigen boezem. Tevens werden innovaties doorgevoerd op het gebied van molentechniek. Eind 19e eeuw ontstonden de stoomgemalen (een boezempolder op stoom). Deze technologie vergde grote investeringen. Door de grotere capaciteit was het technisch mogelijk en financieel aantrekkelijk om de polders Oud- en Nieuw-Reijerwaard wat betreft de afwatering samen te voegen.
Vaak zien we bij geschiedschrijving over waterschappen dat de nadruk ligt op de (hoog-)heemraden met hun plengbekers, feestvierend en beraadslagend in het waterschapshuis. De auteur laat echter zien dat vernieuwingen in de waterbeheersing vaak te weeg werden gebracht door de lokale ingezetenen zelf, de ingelanden. Niet dat er voortdurend hoog oplopende conflicten waren tussen het lokale belang en het belang van de hoge heren, ook al durfde op een gegeven moment de Dordtse dijkgraaf zelfs zijn gezicht niet meer te vertonen in de polder. Maar de plaatselijke ingelanden speelden vanaf de zestiende eeuw de eerste viool. De auteur stelt dan ook: “De rol van de plaatselijke ingelanden moet worden opgewaardeerd” (pag. 106).
Verder is deze studie van belang omdat wordt aangesloten bij een fundamentele wetenschappelijke discussie over waterstaatsgeschiedenis. Voorheen werd dit vakgebied vooral onderzocht vanuit een juridische, bestuurlijke en/of technische invalshoek. In deze `oude’ visie wordt de natuur omschreven als een tegenstrever die de menselijke bewoningsgebieden bedreigt. Tegenwoordig is er ook meer aandacht voor een kleinschalige sociaal-economische en ecologische benadering. Men stelt hierbij dat de landschappelijke en maatschappelijke veranderingen nauw met elkaar verweven zijn en dat een aantal `natuurlijke’ processen door de mens in gang is gebracht of op zijn minst is beïnvloed. De auteur laat het verschil zien tussen de oude en de nieuwe visie en dat is best spannend. Hoewel een en ander best diepgravender had mogen worden uitgezocht, verdient deze studie navolging. Het boek is natuurlijk interessant voor hen die zich bezighouden met waterstaatsgeschiedenis, maar ook voor geïnteresseerden in politieke en in theoretische geschiedenis.
Drs.Aron de Vries
Trefwoorden: Nederland, Nieuwe tijd, Waterstaatsgeschiedenis, Theoretische geschiedenis, Waterbeheersing, Zuid-Holland