Rotterdamse juristen uit vijf eeuwen
G.Chr. Kok (met medewerking van mr. F.A. Arnbak-d’Aulnis de Bourouill)
420 pp, € 39,-
isbn/issn: 978-90-8704-090-1
Uitgegeven in opdracht van het Rotterdams Juridisch Genootschap en de Stichting Historische Publicaties Roterodamum; illus.

Rotterdamse juristen uit vijf eeuwen

(recensie: B.C. Meijerman)

Na een lange carrière als jurist, beschikt de auteur mr. G.Chr. Kok inmiddels ook over veel ervaring als auteur van historische boeken. Dit is de derde publicatie op het gebied van geschiedenis en recht van zijn hand. Publicaties over het gerechtshof in Den Haag (In dienst van het recht. Uit de geschiedenis van het Gerechtshof 's-Gravenhage en de daaraan voorafgegane hoven (1428-heden) en ’s Hertogenbosch (Van Raad van Brabant naar Gerechtshof ’s Hertogenbosch. Zes eeuwen rechtspraakgeschiedenis) gingen in respectievelijk 2005 en 2008 aan deze publicatie vooraf. Hoewel het nieuwste boek, net zoals de eerdere publicaties, bestaat uit portretten van juristen, is het zowel breder van opzet als beter toegankelijk voor een breed (niet juridisch onderlegd) publiek dan de vorige boeken.
De auteur geeft in het boek de biografieën van 41 juristen door de eeuwen heen, die op de een of andere manier met Rotterdam verbonden waren. Het boek begint met het portret van Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) en eindigt met de nog levende mr. T. Drion (geboren in 1924). Weliswaar worden vijf eeuwen bestreken, maar de nadruk ligt op juristen uit de 19e en 20ste eeuw (34 van de 41 portretten zijn uit deze latere periode). De nadruk op de recentere geschiedenis is niet verbazend gezien de opkomst van Rotterdam als grote stad vanaf de 19e eeuw.
Terwijl in het boek over het gerechtshof van Den Bosch de geportretteerden met het gerechtshof in Den Bosch verbonden waren, gaat het in dit boek om een hele brede groep juristen. In het voorwoord geeft de auteur al aan dat het hem verrast heeft dat, ondanks het ontbreken van hoge rechterlijke colleges of een universiteit, de stad Rotterdam veel bekende juristen heeft gehuisvest. Beschreven worden onder andere advocaten (mr. B.C.J. Loder 1849-1935, prof.mr. G. Nauta 1884-1967 en mr. I.J. Dutilh, 1915-1998), bankiers (mr. M. Mees 1828-1917 en mr.dr. K.P. van der Mandele 1880-1975), een fabrikant (mr. C.M. van Sillevoldt jr. 1882-1971), een bedrijfsjurist (mr. T. Drion geb. 1924), een hoofdcommissaris van politie (mr. L. Einthoven 1896-1979), de eerste vrouwelijke rechter in Nederland (prof.mr. J.C. Hudig 1907-1996) en een burgemeester (prof.mr. P.J. Oud 1886-1968) etc. Uiteenlopende beroepen, maar de beschreven personen hebben allemaal gemeen dat ze een juridische opleiding hebben genoten en dat ze op een zeker moment in Rotterdam werkzaam waren.
De auteur ziet keer op keer kans om naast een beknopte beschrijving van het leven van de jurist ook een connectie met Rotterdam te maken of soms zelfs met de landelijke politiek naar aanleiding van het beroep of de nevenfuncties van de betrokkene. Zo komt via de juristen mr.dr. K.P. van der Mandele (1880-1975) en mr. W.C. Mees (1882-1970) de oprichting van de Nederlandse Handels-Hoogeschool (de latere Erasmus universiteit) in 1913 aan de orde. De geschiedenis van het Rotterdamse politiecorps wordt in het kort geschetst in het hoofdstuk over hoofdcommissaris van politie mr. L. Einthoven (1896-1979) en de oorlog staat centraal in het hoofdstuk over burgemeester prof.mr. P.J. Oud, die van 1938 tot 1952 burgemeester van Rotterdam was. Overigens worden in de biografie van Oud zijn ministerschap in het kabinet Colijn begin jaren ‘30 en zijn activiteiten in de landelijke politiek wel aangestipt, maar omdat het buiten de Rotterdamse periode valt, wordt het niet uitgebreid besproken. Een ontwikkeling die in het oog springt, wordt gevormd door de fusies van de advocaten- en notariskantoren vanaf eind jaren ‘60. Hierdoor ontstonden grote landelijke of soms internationale kantoren.
Verder valt de enorme hoeveelheid maatschappelijke nevenfuncties op die bekleed werden door de beschreven personen. Zo waren de juristen bijvoorbeeld: dijkgraaf van Schieland (mr. J.W.W. van der Hoeven 1900-1974), bestuurder van museum Boymans-van Beuningen en van de Schouwburg (mr. F.J. Brevet 1893-1983), commissaris van scheepswerf De Schelde (mr. E.E. van Raalte 1841-1921), lid van de gemeenteraad en regent van het Heilige Geesthuis (mr. S. Muller 1852-1915) en voorzitter van de Stichting Voogdijraadhuizen (mw. mr. E.A. Stoop 1906-1985). Het zijn met name de beschrijvingen van deze nevenfuncties, die een aardig beeld geven van de periode waarin de jurist werkzaam was en een licht werpen op de geschiedenis van Rotterdam.
Een speciale plaats in het boek neemt het hoofdstuk 'Deurwaarder A. Dreverhaven en zijn onwettige zoon bureauchef J.W. Katadreuffe' (pp. 227- 233) in. Het hoofdstuk is niet zozeer bijzonder omdat de functies van deurwaarder en bureauchef geen academische opleiding vereisten zoals bij de andere beschreven personen, maar het is zo opvallend omdat deze personen figuren zijn uit de roman Karakter (1938) van F. Bordewijk (1884-1965). Bordewijk was zelf overigens advocaat in Rotterdam en later Schiedam aan het begin van de 20ste eeuw. Naast zijn werk was hij schrijver. Het is een originele vondst van de auteur om aan de hand van deze figuren het beroep van deurwaarder en bureauchef op een advocatenkantoor uit te leggen. Overigens heeft een bekende en beruchte Rotterdamse zaakwaarnemer (W.H. Broekhuijs) waarschijnlijk model gestaan voor de figuur Dreverhaven.
Minder sterk aan het boek is het opnemen van juristen uit de vroege eeuwen (onder andere Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot (beide stadspensionaris in Rotterdam), P. Rabus (notaris in de 17e eeuw). Zij lijken opgenomen te zijn in het boek om vooral een lang tijdsbestek te kunnen beslaan, maar hun aantal is zo beperkt in vergelijking met de personen uit de 19e en 20ste eeuw, dat het boek wellicht krachtiger was geweest als de auteur zich beperkt had tot de laatste twee eeuwen. Dit is slechts een klein minpunt aan dit verder interessante en goed geschreven boek. Het is de verdienste van de auteur dat hij op een heel overzichtelijke manier de personen in hun tijd plaatst. De portretten zijn stuk voor stuk boeiend en de noten (gemiddeld tien per biografie) geven, samen met het uitgebreide personenregister, voldoende aanknopingspunten voor geïnteresseerden die meer willen weten over de beschreven persoon.

Drs.Biene Meijerman
 

Trefwoorden: Nederland, Nieuwe tijd, 19e en 20e eeuw, Rotterdam, Juristen, Advocatuur, Sociale geschiedenis