De historisch-geograaf Ad van Bemmel is opgegroeid in de schaduw van de Lekdijk en zijn fascinatie met deze dijk resulteert in dit mooi uitgegeven boek. Het gaat niet over de hele Lekdijk, maar over wat wel genoemd wordt: de Lekkendijk Bovendams. De dam waar hier sprake van is, is de dam bij het Klaphek, even ten westen van Vreeswijk, waar de IJssel en de Lek zich splitsen en waar ooit een dam werd gelegd. Het deel van de dijk stroomafwaarts heet dan ook Benedendams. Het boek gaat ook alleen over de noordzijde van de rivier, de kant van Wijk bij Duurstede.
Daar, bij Wijk, splitste de Rijn zich in de Kromme Rijn, die naar het noordoosten richting Utrecht stroomde, en de Lek, die meer westelijk liep. Lange tijd was de Kromme Rijn de hoofdstroom maar in de middeleeuwen begon die te verzanden. Bij Wijk lag een zandbank in de rivier en daar besloot de Utrechtse bisschop aan het begin van de twaalfde eeuw een dijk van rijshout te leggen. Daardoor was het waterpeil in de Kromme Rijn te beheersen en konden de grote moerasgebieden tussen Wijk en Utrecht worden ontgonnen. De stad Utrecht raakte haar directe verbinding met het Duitse achterland kwijt en kreeg ter compensatie het recht, een kanaal naar de Hollandse IJssel en zo naar de Lek te graven: de Vaartse Rijn. Algemeen wordt als datum voor de afsluiting van de Kromme Rijn 1122 aangehouden.
Toen die ontginningen op gang kwamen, was het zaak het rivierwater buiten te houden en werd een dijk langs de Lek gelegd. Dat gebeurde nadat er al cope-percelen waren uitgegeven, want die percelering loopt onder de dijk door. Het is niet geheel duidelijk wanneer sprake was van een aaneengeregen dijklichaam, maar Van Bemmel weet aannemelijk te maken dat dit misschien al aan het begin van de dertiende eeuw het geval is geweest. De dijk namelijk beschermde niet alleen het land direct aan de rivier, maar door het grote verloop had bij een dijkdoorbraak ook Holland flinke wateroverlast. Daarom was het in 1234 dat de graaf van Holland tussen Amerongen en Schoonhoven een dijk liet aanleggen. Waarschijnlijk ging het hier niet om een nieuwe dijk, maar een ingrijpende verzwaring van een reeds bestaande, maar deels doorgebroken dijk.
Van Bemmel besteedt veel aandacht aan de wijze waarop deze 35 kilometer lange dijk werd onderhouden. Dat gebeurde lange tijd in natura: de grondeigenaren die gebaat waren bij de dijk kregen een stuk toegewezen, een hoefslag, en dienden dat deel te onderhouden. Als men daartoe niet langer in staat was, kon men ‘de spa in de grond steken’. Het hoogheemraadschap zocht dan anderen die deze taak konden overnemen. Lukte dat niet, zoals soms na uitbraken van de pest of andere natuurrampen, waardoor de bevolking flink was gekrompen, dan kon het onderhoud op een verder weg gelegen gerecht worden afgewenteld.
Het boek is een product van jarenlang onderzoek, zowel in de archieven als fysiek. Bodemonderzoek toonde bijvoorbeeld de plaats van de originele dam uit 1122 aan. Het boek is mooi voorzien van illustraties en duidelijke kaarten, met achterin zelfs een uitklapbare hoogtekaart, die treffend in beeld brengt hoe het maaiveld naar het westen toe steeds dieper ligt. Dat tekent het belang van deze dijk: een doorbraak zou een groot deel van Utrecht en Holland onder water doen lopen.
Een boek over een dijk is per definitie geschreven voor een beperkt publiek: lokaal geïnteresseerden en mensen die bezig zijn met waterstaat. Dat wil zeker niet zeggen dat het boek geen informatie bevat die ook voor andere historische onderzoeken van belang is. Zo geven veranderingen van de verhoefslaging inzicht in economische en klimatologische veranderingen. Een zeer goede samenvatting sluit het boek af en dat is van belang, omdat het niveau van detaillering soms zo hoog is, dat daarmee de leesbaarheid wat in de knel komt.
Dr. Fred Vogelzang
Trefwoorden:
Nederland, Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Lekdijk, Holland, Utrecht, Waterstaat