Sporen naar Empe
Herinneringen aan het familieleven van Aleida Houwink en Robbert van Hasselt rond 1900
Johan Frieswijk en Yme Kuiper (inl. en uitg)
160 pp, € 19,-
isbn/issn:

Sporen naar Empe

(recensie: Han C. Vrielink)

Een fraai uitgegeven, gebonden boek, mooi geïllustreerd, zowel in kleur als in zwart-wit, met een zeer volledig personenregister en een up-to-date bibliografie. Centraal in het boek staat Huize Empe, een tot op de dag van vandaag magnifieke buitenplaats in de buurt van Zutphen, gelegen op een wonderschone plek aan de weg van Voorst naar Brummen. Het is een voormalige havezathe die in het begin van de achttiende eeuw in bezit kwam van de Zutphense patriciërsfamilie Van Hasselt. Bij het Huis Empe hoorden een tiental boerderijen met bouw- en weilanden, percelen bos, rietlanden, een park, een grote vijver, een forse moestuin, een koetshuis en stallen voor de paarden en de koeien. Al met al zo’n 300 ha.


In 1892 erfde Robbert van Hasselt (1839 – 1908) het landgoed Empe. Robbert had in 1861 het diploma civiel ingenieur behaald in Delft en was vervolgens in dienst getreden bij de aanleg van de spoorweg Arnhem – Leeuwarden, waarvoor bij Zutphen de spoorbrug over de IJssel moest worden gebouwd. Van Hasselt viel op door zijn belangstelling voor de bouw van spoorbruggen met grote overspanning. Al spoedig kreeg hij de leiding bij de aanleg van de spoorlijn Heerenveen – Leeuwarden. De lijn was in 1868 gereed.


In die tijd leerde hij Anna Aleida Houwink uit Heerenveen kennen, de dochter van de stedelijke arts. Zij behoorde weliswaar tot de elite van “het Friese Haagje”, maar ze verbaasde zich er aanvankelijk toch ten zeerste over, dat een zo voornaam iemand als Robbert van Hasselt belangstelling opvatte voor een meisje uit haar kring, de hogere middenklasse. Wat de families Houwink en Van Hasselt echter verbond was de patriotse familietraditie. Die patriotse, later links-liberale en in kerkelijk opzicht zeer vrijzinnige gezindheid prevaleerde kennelijk boven het standsverschil. In 1870 trouwden Robbert en Aleida.


Robbert van Hasselt klom snel op bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Hij werd de verantwoordelijke voor de bouw van de spoorbruggen in Dordrecht en Rotterdam. Daarna maakte hij een bliksemcarrière bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM). In 1883 stond hij aan de top van die maatschappij. Men noemde hem wel ‘de spoorwegkoning’. Zijn activiteiten beperkten zich echter niet tot de spoorwegen. Van Hasselt deed ook zeer veel voor de uitbreiding en modernisering van de Nederlandse scheepvaart. Bovendien zette hij zich na de spoorwegstakingen van 1903 enorm in om van de HIJSM een maatschappij te maken met een duidelijk sociaal gezicht. Uit erkentelijkheid voor dit werk richtte het HIJSM-personeel een monument op voor Robbert van Hasselt bij het familiegraf op de begraafplaats van Zutphen.
Toen Van Hasselt eigenaar was geworden van Huize Empe, woonde de familie daar ’s zomers. Het Huis Empe was dan een zoete inval voor veel familieleden en vrienden.


’s Winters woonde het gezin aan de Keizersgracht in Amsterdam. In de zomer reisde Robbert dagelijks met de trein van Voorst naar Amsterdam. De trein bleef ’s middags in Amsterdam op Van Hasselt wachten; die middagtrein werd dan ook wel de “Van Hasselt-express” genoemd ( p. 25). Vanaf 1907 ging het gezin permanent op Empe wonen, nadat het Huis grondig was verbouwd en uitgebreid. Ook het landgoed werd uitgebreid en Van Hasselt liet nieuwe woningen voor zijn pachters bouwen. Robbert van Hasselt heeft niet lang van het nieuwe Huize Empe kunnen genieten. In 1908 stierf hij. Aleida van Hasselt werd op Empe de centrale figuur.


Sporen naar Empe bevat drie ego-documenten. Allereerst: Herinneringen van Aleida van Hasselt – Houwink geschreven omstreeks 1927 (p. 35 – 72). Vervolgens: Hendrik Berendsen, Mémoires ( p.73 – 85) – bevattende de herinneringen van de man die de familie zestig jaar(!) als huisknecht en als koetsier diende (voor mij het interessantste deel van het boek). Tenslotte: Dagboek bijgehouden door Anna Aleida Houwink, 1903 – 1928 (p. 87 – 147 ). De drie ego-documenten zijn werkelijk voortreffelijk toegelicht in noten onderaan de pagina’s. Uit de Herinneringen en het Dagboek leren we Aleida, haar gezin, haar kennissenkring en haar manier van leven kennen. Zowel in de inleiding als in de verantwoording (p. 148 – 150) benadrukken de inleiders te zwaar dat de Mémoires van huisknecht/koetsier Berendsen geschreven zijn vanuit het perspectief van een ondergeschikte. Dat valt allemaal erg mee; Berendsen was gewoon een aardige man.


De inleiding van Johan Frieswijk (sociaal-historicus) en Yme Kuiper ( historisch antropoloog) , getiteld Een dubbelportret: Aleida Houwink en Robbert van Hasselt vormt een onmisbare toelichting op de memoires en het dagboek. Althans voor het overgrote deel.


Hier en daar slaan de inleiders iets teveel aan het theoretiseren en sociologiseren. Zo schrijven zij: ‘Hoe misleidend zou het zijn om familieherinneringen slechts op te vatten als een subjectieve registratie van gebeurtenissen uit het verleden en niet ook als een door habitus bepaalde beeldvorming en zelfbeeldvorming, die verschillende doelen kunnen dienen: zelfkennis, rechtvaardiging van maatschappelijke situaties, nostalgische cultuurkritiek, of een combinatie daarvan” (p. 8/9). In het vervolg van hun inleiding komen de schrijvers echter nergens op deze verschillende opvattingen van het begrip familieherinneringen terug, laat staan dat zij de “door habitus bepaalde beeldvorming en zelfbeeldvorming” in de ego-documenten aanwijzen.
Maar al met al is Sporen naar Empe een interessant boek geworden.

Han C. Vrielink
Trefwoorden: Nederland, 19e eeuw, 20e eeuw, Ego-documenten, Memoires, Familiegeschiedenis, Spoorwegen, Huize Empe bij Zutphen


Recensie voor de website van Historisch Huis
Ingeleverd: mei 2008