Hofwijck
Het gedicht en de buitenplaats van Constantijn Huygens
Ton van Strien en Kees van der Leer
160 pp,
isbn/issn: 90 5730 188 1

Hofwijck

(recensie: Han C. Vrielink)


Constantijn Huygens (1596 – 1687 ) was een zeer getalenteerd man. Naast de drukke werkzaamheden, die zijn hoge positie van secretaris van achtereenvolgens Frederik Hendrik, Willem II en Willem III met zich meebracht, vond hij de tijd om beroemd te worden als dichter, musicus, en componist. Annie Romein – Verschoor noemde hem in Erflaters van onze beschaving terecht: “de meest veelzijdige vertegenwoordiger van de geest der late renaissance in de Nederlanden”. Tot op de dag van vandaag wordt zijn literaire werk door fijnproevers gelezen en de laatste jaren valt een hernieuwde belangstelling voor zijn muziek te constateren.

Huygens liet in de jaren 1641 – 1642 bij Voorburg een buitenhuis bouwen. Hij noemde het “Hofwijck”, omdat het hem als wijkplaats moest dienen waar hij kon ontsnappen aan de drukte, de kuiperijen en achterklap van het hofleven in Den Haag. Huygens zelf ontwierp de tuin en zorgde zo voor een bijzonder harmonieus geheel van natuur en cultuur. De buitenplaats werd een juweeltje, “een paradijsje van rust, stilte en bezinning”, zoals Van der Leer schrijft (p. 74).

In 1651 voltooide Constantijn Huygens een gedicht over zijn buitenplaats: Vitaulium of Hofwijck. Ton van Strien heeft dat gedicht in de huidige spelling overgebracht en bovendien vertaald in hedendaags Nederlands. Bij dat vertalen gaat het om zeventiende-eeuwse woorden en zinsconstructies die ons vreemd zijn geworden. Ook heeft Van Strien het gedicht in kleine stukken opgedeeld en die gedeelten elk, op uitstekende wijze, van een korte inleidende samenvatting voorzien. Al deze ‘ingrepen’ komen de leesbaarheid zeer ten goede. Overbodig is dat niet, want het werk van Huygens is geen eenvoudige lectuur en Hofwijck vormt daarop zeker geen uitzondering. Van Strien heeft de bedoeling gehad om het gedicht Hofwijck voor een bredere lezerskring toegankelijk te maken, zonder het eigen karakter van het werk aan te tasten. Hij is daar mijns inziens alleszins in geslaagd.

Aan het gedicht gaat een even fraaie als beknopte inleiding vooraf. Daarin zet Van Strien uiteen waarom Constantijn Huygens Hofwijck schreef en hoe het gedicht, doortrokken als het is van het klassieke denken, past in de Nederlandse renaissance. De auteur wijst erop dat Huygens met Hofwijck een gedicht heeft geschreven over zichzelf, hetgeen, zo vermoedt hij, “ook een van de voornaamste redenen [is] waarom het nog steeds gelezen kan worden. Aan het woord is niet alleen een verre, onbenaderbare ‘zeventiende-eeuwer’ uit de hoogste kringen, met opvattingen die voor ons op zijn zachtst gezegd soms weinig relevant lijken (...), maar vooral een boeiende man die over de wereld om zich heen nadacht en vraagtekens durfde te zetten, ook bij zijn eigen positie “ (p. 14).

In het tweede gedeelte van het het boek, getiteld “Hofwijck – De Buitenplaats”, beschrijft Kees van der Leer op boeiende wijze de geschiedenis van Hofwijck en haar bewoners. Uiteraard besteedt de auteur allereerst veel aandacht aan Constantijn Huygens zelf, aan de bouwgeschiedenis van het huis, de aanleg van de tuin en aan de gasten die Hofwijck aandeden.

Misschien wel het meest fascinerende gedeelte van het boek is Van der Leers verhaal over het leven op Hofwijck van de beroemde wis- en natuurkundige Christiaan Huygens, zoon van Constantijn. Het is een ‘document humain’ geworden. Van der Leer gebruikte daarvoor onder andere de dagboeken van Constantijn II, de broer van Christiaan, en de briefwisseling tussen beide broers.

Door consciëntieus bronnenonderzoek en een grote kennis van de literatuur over de buitenplaats en haar bewoners, heeft Kees van der Leer veel gegevens kunnen achterhalen op grond waarvan hij de geschiedenis van Hofwijck en haar eigenaren in de periode van 1687 tot heden heeft beschreven. Maar Van der Leer valt niet alleen te prijzen om zijn vele archiefonderzoek en zijn gedegen kennis, maar ook om zijn groot vakmanschap als schrijver. Zijn geschiedenis van Hofwijck leest als een goede roman. Het is met vaart geschreven.

Van der Leers verhaal is rijk geïllustreerd met afbeeldingen van Hofwijck en haar bewoners, waaronder mooie reproducties van tekeningen van de hand van Christiaan Huygens en van Constantijn II. Ook de foto’s, die Van der Leer e.a. uit de archieven hebben opgediept, zijn interessant. Zij tonen de deplorabele toestand waarin Hofwijck zich aan het begin van de twintigste eeuw bevond.

In 1914 werd het deerlijk vervallen Hofwijck aangekocht door de Vereniging Hofwijck. In opdracht van die vereniging vond in 1928 een grondige restauratie plaats. Het huis is nu ingericht als Huygensmuseum.

Van Strien en Van der Leer hebben gezorgd voor een uitvoerig notenapparaat; aan het tweede gedeelte is ook register van persoonsnamen toegevoegd. Al met al : een zeer compleet en boeiend boek, dat veel lezers verdient.

Han C. Vrielink

Trefwoorden: Nederland, 17e eeuw, Constantijn Huygens, Hofwijck