Van Groningen tot Zeeland
Geschiedenis van het cultuurhistorisch onderzoek naar het kustlandschap
G.J. Borger, Ph. Breuker. en H. de Jong (red)
164 pp, € 19,00
isbn/issn: 978 90 8704 164 9
geïllustreerd

Van Groningen tot Zeeland

(recensie: Diane Spelbos)

Deze bundel bevat zes artikelen, die elk hun licht doen schijnen op een deel van de Nederlandse kust. We beginnen in Groningen en zakken langzaam af naar Zeeland, met een tussenstap naar de Brabantse watergebieden. Hierdoor ontvouwt zich een tweeledige geschiedenis van de ontwikkelingen in ons kustlandschap. Niet alleen de bodemgeschiedenis zelf wordt besproken maar vooral de veranderende visies op oorsprong en vorming van het landschap in de afgelopen eeuwen. Terwijl tot 1880 de onderzoekers zich nog vooral richtten op literatuurstudie, kwam in de periode daarna het echte bodemonderzoek ter plaatse op gang, aanvankelijk nog vaak door amateurs, die zich al doende ontpopten tot ware deskundigen. Na verloop van tijd werd archeologisch onderzoek in het veld gebruikelijk. Dat is een tendens die we in alle artikelen tegenkomen, echter uiteraard met per gebied verschillende namen omdat zeker in het begin de verschillende onderzoekers zich richtten op hun directe omgeving.
 
In de tweede helft van de 19de eeuw hielden twee natuuronderzoekers, Rembertus Westerhoff (1801-1874) en Gosewinus Acker Stratingh (1804-1876) zich bezig met onderzoek van de wierden, kunstmatig opgeworpen heuvels om het land er achter droog te houden, van Groningen. Zij verzamelden en beschreven de gevonden oudheden, die zij dateerden tot in de Romeinse tijd, maar waren het lang niet altijd met elkaar eens. Sindsdien zijn velen hen gevolgd en duren de disputen over oorzaak, oorsprong en ontwikkeling van de kustgebieden tot op de dag van vandaag voort. Iedere blootgelegde bodemlaag verschaft weer nieuwe informatie en stelt het beeld bij.
 
Deze gang van zaken blijkt in grote lijnen ook voor de andere kustprovincies te gelden. Van het Hollands Noorderkwartier dateert de eerste kaart uit 1864, van de hand van Mr. Gerrit de Vries (1818-1900). Deze kaart zou moeten weergeven hoe het gebied er in 1288 heeft uitgezien. In 1916 werd van ditzelfde gebied maar dan in 1300 een reconstructie gemaakt door de heer Beekman. De verschillen waren te groot om die twaalf jaar te kunnen overbruggen en meer onderzoek volgde. Beekman verweet De Vries met name een verkeerd uitgangspunt, de zoals hij het noemde “onbetrouwbare” kaart van Beeldsnijder uit 1575 (blz.85). In de daarop volgende decennia werden nieuwe ontdekkingen en aanpassingen gedaan, waarna in 1990 het gebied opnieuw in kaart is gebracht zoals het was in 1350.
 
De verschillende auteurs van de hoofdstukken hebben zich allen in de loop der jaren gespecialiseerd in het betreffende gebied. Zo promoveerde Egge Knol op De Noord-Nederlandse kuststreken in de Vroege Middeleeuwen en verscheen de Historische Atlas van de stad Groningen van de hand van Meindert Schroor. Dat geologisch onderzoek nog altijd zeer actueel is, wordt bevestigd door Adrie de Kraker. Hij publiceerde recentelijk nog zijn visie op de ontwikkelingen van de Westerschelde, waarin hij ook uitgebreid aandacht besteedde aan de historie van het gebied. Ook in zijn artikel in deze bundel onderstreept hij de bijzondere geschiedenis van de Zeeuwse delta.
 
Het resultaat van deze bundel is een levendig overzicht van de geschiedenis en ontwikkeling van de archeologie van een groot deel van Nederland. Door de leuke anecdotes, de aantrekkelijke schrijfstijl en de zeer interessante illustraties is het een aanrader voor iedereen die zich interesseert voor dit onderwerp.
 
Diane Spelbos
 
Trefwoorden: Nederland, Middeleeuwen, Cultuurgeschiedenis, Archeologie, Kustlandschap, Hollands Noorderkwartier, Zeeuwse delta, Westerschelde, Groningen.