The Life of Governor Joan Gideon Loten (1710-1789)
A personal history of a Dutch virtuoso
Alexander J.P. Raat
830 pp, € 75,00
isbn/issn: 978-90-8704-151-9
gebonden, geïllustreerd (deels in kleur)

The Life of Governor Joan Gideon Loten (1710-1789)

(recensie: Cécile de Morrée)

The Life of Governor Joan Gideon Loten (1710-1789) is de eerst verschenen biografie van deze internationale ambtenaar. Tot nog toe was hij vooral bekend onder ornithologen en kunsthistorici, die zijn grote verzameling tekeningen en acquarellen van vogels en natuurgezichten bestuderen. Alexander Raat beoogt met zijn studie ook de andere kanten van Loten te laten zien: zijn rol in dienst van de Verenigde Oostindische Compagnie en zijn positie van Hollandse virtuoso in de politieke en academische kringen in Londen.

Joan Gideon Loten werd geboren in Maartensdijk, nabij Utrecht. Hier bracht hij de eerste twintig jaar van zijn leven door. Lotens vader was secretaris van het waterschap Lekdijk Benedendams, en de familie was redelijk welvarend. Na een studie aan de Universiteit Utrecht koos hij voor een loopbaan bij de VOC, in het spoor van verschillende voorouders en verwanten. Na een start als klerk bij de VOC-kamer in Amsterdam, kon Loten in 1731 als onderkoopman vertrekken naar Batavia. Al tijdens deze reis maakte hij zijn eerste tekeningen van exotische diersoorten en planten die hij tegenkwam. De gedetailleerde en natuurgetrouwe aard van deze werken toont een oprechte belangstelling voor onbekende natuurverschijnselen.

Nog maar kort aangekomen in Nederlands Indië, trouwde Loten in 1733 met Anna Henrietta van Beaumont. In vijfentwintig jaar wist hij vervolgens op te klimmen tot gouverneur van Makassar (1744-1750), commissaris van Bantam (1752) en gouverneur van Ceylon (1752-1757). Bovendien kreeg hij door zijn benoeming tot Raad ordinair van Indië zitting in het hoogste gezagsorgaan van de VOC in Batavia. Dit gebeurde in 1755, een jaar dat ook werd getekend door de dood van zijn echtgenote. Zowel officiële documenten als Lotens persoonlijke geschriften geven de indruk van een loyale en trouwe ambtenaar, die de inheemse bevolking respecteerde en zich aan de verdragen met lokale hoofden hield. Ook gaf hij gedurende zijn tijd in Indië diverse opdrachten voor natuurhistorische schilderwerken, onder meer aan Pieter Cornelis de Bevere (1721- ca.1780), waardoor zijn verzameling gestaag groeide. De erfenis van Nathanael Steinmetz (voormalig gouverneur van Ambon, overleden in 1753), wiens enige erfgenaam hij samen met zijn vrouw was, bood Loten financiële onafhankelijkheid voor de rest van zijn leven.

Na de plotselinge dood van zijn enige overlevende kind, Anna Deliana, besloot Loten in 1758 terug te keren naar Nederland. Binnen een jaar verhuisde hij echter naar Londen. De intellectuele ambiance van deze kosmopolitische stad boeide hem meer dan zijn thuishaven Utrecht, waar de Kerk nog een machtige rol speelde. De orthodox Calvinistische traditie keurde Lotens natuurhistorische belangstelling sterk af, en hij voeld zich er in zijn vrijheid belemmerd. In Engeland echter wist hij zich gewaardeerd om zijn verdiensten en niet om zijn herkomst. In 1765 hertrouwde hij met Lettice Cotes, wat echter geen gelukkige verbintenis lijkt te zijn geweest. Ondanks zijn goede betrekkingen met de Royal Society en de heren van het British Museum voelde Loten zich uiteindelijk toch ook in Londen een Nederlandse buitenstaander. Hij keerde in 1781 terug naar Utrecht, waar hij woonde tot zijn dood in 1789.

Naast zijn ambtelijke carrière en internationale levensloop, was Loten een groot liefhebber en beoefenaar van de natuurwetenschappen. Hij had een passie voor sterrenkunde en schafte gedurende zijn leven meerdere kostbare astronomische instrumenten aan. Ook was hij een liefhebber van literatuur over zoölogische, astronomische en medische onderwerpen. Deze interesse voor de werking van de natuur was een vorm van intellectueel vermaak voor de Engelse elite van de Royal Society – virtuosi genoemd. Loten streefde hiermee naar een dieper inzicht in de rol van God in de schepping.

Lotens groeiende verzameling voorwerpen en afbeeldingen bracht hem in contact met verschillende verzamelaars en wetenschappers van zijn tijd, zoals George Edwards (1694-1773), Thomas Pennant (1726-1798), Dr Daniel Solander (1733-1782), Joseph Banks (1743-1820) en Sir Ashton Lever (1729-1788). Na zijn overlijden werd het grootste deel van de verzameling geveild. De manuscripten en tekeningen werden geërfd door Lotens broer en worden nu bewaard in verschillende Nederlandse en Engelse archieven, musea en bibliotheken (o.a. British Library te Londen en het Teylers Museum te Haarlem).

Lotens ego-documenten, waarop de hier besproken studie zich baseert, zijn geschreven in een mengeling van Engels, Nederlands en Frans, “in a personal and original style and expressed in a remarkable Anglo-Dutch English” (p.18). Raat heeft daarbij aandacht gehad voor alle aspecten van Lotens leven en karakter, ook de meer persoonlijke en minder vleiende. Het boek bevat dan ook veel citaten, alle in het Engels vertaald. De originele tekstpassages zijn opgenomen in het separate notenapparaat achterin het boek. De citaten zijn nergens geparafraseerd of ingekort, wat het directe contact met de historische personen bevordert. Dat de vaak lange citaten steeds in de lopende tekst zijn opgenomen, maakt echter dat deze niet altijd even vlot leest.

De verzameling ego-documenten bestaat uit brieven aan vrienden en familie en uit persoonlijke aantekeningen en geheugensteuntjes. Dat Lotens geschriften niet voor de buitenwereld waren bedoeld, maakt deze tot een directe weergave van zijn persoonlijke ideeën, maar ook van zijn stemmingswisselingen. Deze bronnen geven daarom niet altijd een betrouwbaar beeld van de historische realiteit, maar het is Raat er vooral om te doen geweest, de gebeurtenissen vanuit de invalshoek van persoonlijke ervaring te beschouwen. Het nadeel van deze invalshoek is echter dat de beschikbare bronnen niet gelijkmatig over de tijd tot stand zijn gekomen: Loten heeft sommige perioden uit zijn leven zorgvuldig beschreven, andere nauwelijks. Hoewel Raat zich hiervan rekenschap geeft, lijkt er weinig te zijn wat hij had kunnen doen om dit probleem op te lossen. Behalve de brieven van zijn familie, zijn er namelijk bijna geen contemporaine bronnen beschikbaar die over Loten schrijven.

De uitgave bevat een chronologisch overzicht van Lotens levensloop en carrière, een genealogie van zijn familie, een Nederlandstalige samenvatting en een uitgebreid notenapparaat van maar liefst 90 pagina’s lang. Naast de vele zwart-wit afbeeldingen bevat het boek twee indrukwekkende kleurkaternen (samen 32 pagina’s) met prachtige afbeeldingen van de natuurhistorische acquarellen die Loten tijdens zijn leven heeft vervaardigd en verzameld. Want ondanks Raats bijzondere inspanningen blijven het toch vooral deze stukken die de studie naar Loten aantrekkelijk maken.

  

Cécile de Morrée

 

 

Trefwoorden:

Nederland, Holland, Nederlands Indië, Engeland, Londen, 18e eeuw, VOC, Batavia, Joan Gideon Loten, Exotische dieren en planten, Ornithologie, Verzamelingen, Kunstgeschiedenis