De dynamiek van een emigratiecultuur
De emigratie van gereformeerden, hervormden en katholieken naar Noord-Amerika in vergelijkend perspectief (1947-1963)
Enne Koops
414 pp, € 39,00
isbn/issn: 978 90 8704 1557
geïllustreerd; deel 36 in de Plantage Reeks

De dynamiek van een emigratiecultuur

(recensie: Philip M. Bosscher)

Kernbegrip in deze kloeke kerkhistorische dissertatie, verdedigd aan de Theologische Universiteit (Broederweg) te Kampen, is emigratiecultuur, door de auteur gedefinieerd als “de aanwezigheid van ervaringen en verhalen over emigratie binnen een culturele groep en de omzetting daarvan in positieve of negatieve actie”(21). In de periode waarop in het bijzonder de aandacht gericht wordt, emigreerden 223 700 Nederlanders naar Canada en de Verenigde Staten, een contingent talrijk genoeg om zinvol onderzoek te doen. Aandacht kregen onder meer motieven voor emigratie, maar ook, in het bijzonder religieus gemotiveerde, bezwaren daartegen, de organisatie van het emigratieproces, de wijze waarop de emigranten bij hun keuze voor vertrek en tijdens hun reis al dan niet kerkelijk werden begeleid, en de wijze waarop deze in het land van vestiging aan het georganiseerde kerkelijk leven gingen deelnemen dan wel daarvan los raakten .

Frappant is dat onder deze emigranten relatief zeer velen behoorden tot het kerkgenootschap dat tot voor kort bekend stond als de Gereformeerde Kerken in Nederland of de synodaal gereformeerden (thans grotendeels opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland). Hun aandeel lag aanmerkelijk hoger dan het percentage van hun geloofsgenoten in de Nederlandse bevolking. Koops geeft zich in zijn vierde hoofdstuk, over ‘Religieuze visies als bouwsteen’ (140-182), veel moeite om dit verschijnsel te verklaren. Hij toont overtuigend aan dat hier een relatie ligt met het neocalvinisme zoals dat uitgedragen was door leiders als Abraham Kuyper en Herman Bavinck met zijn nadruk op de goddelijke opdracht de wereld te kerstenen. Daarnaast geeft hij een negatieve reden aan. Hij constateerde ook bij sommige leden van de gereformeerde gezindte weerzin tegen de kerkscheuring die zich recent - nota bene tijdens de Oorlog! - in eigen midden had voltrokken en de stichting van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) tot gevolg had gehad.

Dat vooral in de aanvang van de behandelde periode binnen de Nederlandse Hervormde Kerk minder positieve interesse voor emigratie bestond, schrijft hij onder meer daaraan toe dat zich in haar midden al tijdens de Oorlog een nieuw élan had ontwikkeld dat sterk gericht was op taken bínnen de natie. Onder de rooms-katholieken ziet hij zich geleidelijk een meer positieve interesse voor emigratie ontwikkelen maar richt men het oog vooral, niet in de laatste plaats onder invloed van de geestelijkheid, op gebieden “met een sterk katholiek karakter” waar “godsdienst en zeden” het minste gevaar liepen (145). Dat was in Noord-Amerika eigenlijk alleen Frans Canada.

In het zesde hoofdstuk, over de voorbereiding van en de overtocht naar Noord-Amerika (225-257), wordt een duidelijke cesuur gesignaleerd. Deze ligt bij een verandering van vervoermiddel. Het schip werd vervangen door het vliegtuig. Die verandering impliceerde dat het niet meer mogelijk was om de emigranten tijdens hun reis te doen begeleiden door predikanten of aalmoezeniers. Voor de hedendaagse lezer is misschien wel het meest interessant wat bericht wordt over de ervaringen van deze geestelijken. Opmerkelijk, gezien de tijd waarin dat gebeurde, mag genoemd worden dat het kennelijk een vaste praktijk was dat boordpredikant en –aalmoezenier samen één hut deelden (234). Soms kwam het tot, ook vooral voor hun tijd, gewaagde oecumenische experimenten. Voor sommigen zal niet onvermakelijk zijn het verhaal van de gereformeerde boordpredikant die eens tijdens een reis naar Canada met het emigrantenschip ‘Grote Beer’ in de jaren 1950 een protestants-katholieke dienst organiseerde. Daarbij werd wel bepaald dat niet mocht worden gesproken over de Heilige Maria. De aalmoezenier liet evenwel in het afsluitende gebed “toch de naam Maria […] vallen. Zijn protestantse collega kon deze kunstgreep niet waarderen” (145).

Het achtste hoofdstuk heeft als thema ‘ Continuïteit en aanpassing in Noord-Amerika’ (304-339). Het treft dat met name in Canada neocalvinistisch georiënteerde immigranten streefden naar “eigen maatschappelijke instanties” met name op onderwijsgebied (321). Vooral het laatstgenoemde kostte aanmerkelijke financiële offers omdat, één enkele uitzondering daargelaten, de Canadese overheid bijzonder onderwijs niet subsidieerde.

In zijn ‘epiloog’ (346-353) gaat de auteur in op de emigratie in de grotendeels aan zijn onderzoek voorafgaande periode 1850 – 1960, waarin naar zijn mening sprake was van een dynamische emigratiecultuur, vooral in (synodaal) gereformeerde kring. Hierbij poneert hij onder veel meer één stelling die ik als volgt zou willen parafraseren. Terwijl Nederland nu nog steeds “binnen Europa tot de koplopers” onder de emigratielanden behoort (346) is er momenteel geen sprake van een dergelijke dynamische emigratiecultuur. Als oorzaak van die omslag beschouwt hij onder meer “processen van individualisering en ontzuiling” (352). Aan het tegendeel daarvan, dus aan verzuiling en een sterk groepsbesef, dankt de periode 1850 - 1960 haar unieke karakter. Ik meende aandacht te moeten vestigen op deze stelling, omdat zij zo duidelijk aangeeft dat dit boek, hoe degelijk onderbouwd ook, zo geprononceerd vanuit gereformeerde, zo men wil neocalvinistische, optiek geschreven is.

Die optiek is er waarschijnlijk ook debet aan dat de auteur enkele malen een zekere onbekendheid verraadt met facetten van specifiek katholiek cultuurgoed. “Marialied” (239) bestaat niet als naam voor een aparte hymne, wel als aanduiding van een categorie liederen. Iedereen die enigszins op de hoogte is van de katholieke muziekcultuur, weet dat deze vele liederen kent die geconcipieerd zijn tot eer van de Moeder Gods. Waar sprake is van een katholieke “inlichtingendienst” die clericale publicaties controleert (144, noot 102) gaat het om een taak van de pauselijke (inter-)nuntiatuur.Wat betreft het verzet van de bisschoppen in Frans Canada - en van het Vaticaan - tegen de vorming van “nationale parochies” (279) had als reden ook genoemd kunnen worden de afscheiding van een groep Poolse gelovigen in de VS die in de jaren 1890 een eigen kerk, los van Rome, stichtten.

 

Dr.Philip Bosscher


trefwoorden

Nederland, 20e eeuw, Canada, Verenigde Staten, Emigratie, Kerkgeschiedenis, Gereformeerde Kerk, Nederlandse Hervormde Kerk, Neocalvinisme, Oecumene, Rooms-Katholieke Kerk