De abtenkroniek van Aduard
Studies, editie en vertaling
Jaap van Molenbroek en Hans Mol (red.) m.m.v. Jakob Loer
373 pp, € 32,-
isbn/issn: 978-90-8704-116-8
Middeleeuwse Studies en Bronnen CXXI; geïllustreerd

De abtenkroniek van Aduard

(recensie: Aron de Vries)

Op de feestdag van de heilige Bonifatius in het jaar 1192 werd in Aduard, een dorpje vlakbij Groningen, de Sint-Bernardusabdij gesticht. Op deze plaats verschenen vaak lichten in het nachtelijk uur en zo had de almachtige God de plek aangewezen waar het nieuwe cisterciënzerklooster moest verschijnen. Door “devotie in vuur en vlam gezet” (p.259) werkte men eendrachtig aan de bouw van het klooster om God een waardige woning te bereiden. Zo begint de abtenkroniek van Aduard, die geschreven is in het Latijn en dateert uit de late vijftiende en de zestiende eeuw. Deze kroniek is nu uitgegeven met een parallelle vertaling.

Doordat het kloosterarchief vrijwel geheel verloren is gegaan, is de abtenkroniek een belangrijke geschiedbron. Toch is de eigenlijke kroniek niet een heel uitgebreid werk. Het nu verschenen boek telt maar liefst 373 pagina’s maar de daadwerkelijke editie met vertaling beslaat slechts 72 pagina’s. Het overgrote deel wordt ingenomen door boeiende bijdragen van een keur aan experts die ingaan op de abdijgeschiedenis. Hierbij is er zowel aandacht voor de religieuze, politieke als de economische component. Door deze bredere context leest men de kroniek toch met andere ogen. Zo blijkt uit een bijdrage van Hans Mol dat de Sint-Bernardusabdij in de vijftiende en zestiende eeuw het rijkste klooster was in de Noordelijke Nederlanden. De abdij bezat maar liefst 6.000 hectare aan vruchtbare kleigrond, waardoor het waarschijnlijk rijker was dan Egmond of Rolduc bij Kerkrade.
Het belang van deze abdij kunnen we ook aflezen aan het aantal monniken. De gemeenschap kende op het hoogtepunt van haar bestaan een kleine honderd koormonniken en enkele honderden lekenbroeders. Op het gebied van waterbeheer en rechtspraak werd een prominente positie ingenomen in de Groninger Ommelanden en in oorlogstijd was het ommuurde klooster van groot strategisch belang voor de stad Groningen. De abten, die dikwijls in de stad verbleven - men bezat de stadshof Munnekeholm - , hadden dan ook een grote politieke invloed. Maar de abdij was ook een centrum van geleerdheid. Zo waren Wessel Gansfort en de Munsterse domkanunnik Rudolf van Langen hier te gast. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de grote humanist Rudolf Agricola. Wessel Gansfort werd ingeschakeld bij de scholing van de jongere monniken. Hij legde hun hierbij het psalter uit en sprak met hen over onduidelijkheden in de Vulgaat. Uit de Vita Wesseli blijkt dat hij zelfs de Hebreeuwse grondtekst behandelde. Luidkeels las hij de Hebreeuwse tekst op, terwijl de monniken vol verbazing en ontzag naar deze vreemde klanken luisterden.

Hoogst interessant is de bijdrage van Folkert Bakker en Renée Nip. Zij geven de plaats aan van de abdij binnen de cisterciënzer orde, waarbij ze vooral ingaan op de relaties met het moederklooster Klaarkamp en de diverse zuster- en dochterhuizen van Aduard. De kroniekberichten worden hierin aangevuld met en getoetst aan de verordeningen (statuta) van het jaarlijks vergaderend Generaal Kapittel van de cisterciënzer orde. Charles Caspers gaat in op Aduard als godsdienstig centrum en cultusoord. Hierbij werden vooral lokale heiligen verheerlijkt, verder een tweetal abten, de monnik Richardus en oud-bisschop Emanuel van Cremona, die zijn laatste jaren in het klooster doorbracht. Jakob Loer gaat in op de architectuur van de Sint-Bernardusabdij. Interessant, daar er zelfs geen afbeelding bekend is van de abdij.

De bijdragen plaatsen de abtenkroniek dus in een bredere context, maar de kroniek zelf is ook lezenswaardig. Het is geen droge opsomming van abten die leiding gaven. Zo lezen we dat de twintigste abt Sacherus een uitmuntend schrijver was, die bovendien elk muziekinstrument kon bespelen, maar volstrekt geen zakelijk talent bezat. Het klooster verviel dan ook al snel tot de diepste armoede. De broeders moesten toen wei en karnemelk drinken in plaats van bier. Toen hij in 1423 stierf, kwam er gelukkig een abt met meer zakelijk inzicht, die het vervallen klooster liet herstellen. Zo voorzag hij het dak van de slaapzaal en de bibliotheek van dakpannen. Ondanks deze zorg, is er geen enkel oorkondenboek of rekeningenboek bewaard gebleven. Hierdoor is het belang van de abtenkroniek des te duidelijker. Er is nu een mooie, frisse editie met veel interessante achtergrondartikelen.

Trefwoorden: Middeleeuwen, 16e eeuw, Nederland, Groningen, Cisterciënzers, Abdij Aduard, Kerkgeschiedenis, Cultuurgeschiedenis, Humanisme, Waterbeheersing

Drs. Aron de Vries