Robert Jasper baron van der Capellen tot den Marsch ( 1743 – 1814)
Regent, democraat en huisvader
Jacques Baartmans
236 pp, € 25,-
isbn/issn: 978-90-8704-150-2
geïllustreerd

Robert Jasper baron van der Capellen tot den Marsch ( 1743 – 1814)

(recensie: Han C. Vrielink)

Robert Jasper van der Capellen was na de dood van Joan Derk van der Capellen tot den Pol in 1784 diens algemeen erkende opvolger als leider van de patriotten. Zowel in Gelderland als buiten dat gewest gold hij als een zeer invloedrijk en radicaal voorman van de nationale patriottenbeweging. Dat hij van alle patriottenleiders de enige was die in 1788 , na de inval van de Pruisen en de Oranje contrarevolutie, ter dood veroordeeld werd, zegt genoeg over de plaats die hij in de beweging innam. Toch is hij in de historiografie altijd wat in de schaduw gebleven van zijn beroemde neef Joan Derk , ‘de tribuun der burgerij’. Eerst nu is een biografie van deze Gelderse baron verschenen, van de hand van Jacques Baartmans.

De biografie bevat zeer veel gegevens, met name over de persoon Robert Jasper, zijn politieke leven en zijn tijd. Het boek is mooi uitgegeven, bevat vele illustraties, een duidelijke opgave van geraadpleegde bronnen en literatuur en een persoonsregister. Deze studie zal in ieder geval als Fundgrube fungeren voor allen die zich van nu af aan met leven en werk van Van der Capellen zullen bezighouden. De auteur is, getuige zijn opmerkingen in het voorwoord, de eerste om toe te geven dat er over de baron nog genoeg te onderzoeken overblijft in het enorme familiearchief Van der Capellen in het Gelders Archief Arnhem.

Baartmans behandelt in chronologische volgorde vier aspecten van leven en werk van de baron van der Capellen. Allereerst zijn persoonlijk leven: zijn kindertijd, zijn rechtenstudie in Utrecht, zijn huwelijk en vaderschap. Vervolgens komt uiteraard Van der Capellens rol in de patriottenbeweging aan de orde. Daarna volgt een uiteenzetting van zijn activiteiten als belangenbehartiger van de in 1787 naar de Oostenrijkse Nederlanden en Frankrijk uitgeweken patriotten. Tenslotte beschrijft Baartmans de periode vanaf de terugkeer van Van der Capellen in 1802 tot zijn overlijden in 1814. Dat waren droevige jaren: De baron takelde lichamelijk en geestelijk af, zijn politieke rol was uitgespeeld, financiële problemen bezorgden hem veel kopzorg en het wangedrag van sommige van zijn kinderen vergalde zijn oude dag.

Robert Jasper was zonder enige twijfel een overtuigd patriot en een warm voorstander van democratisering. In Baartmans beschouwingen figureert Van der Capellen echter als een welhaast modern democraat. In zijn behandeling van Van der Capellens politieke optreden houdt de schrijver er te weinig rekening mee dat de politieke opvattingen en ideeën in het revolutionaire klimaat van de jaren 1781 – 1787 en vooral daarna snel veranderden. Dat geldt vooral voor de begrippen ‘democratie’ en `democraat’ (cf. de titel). Zo kan men na de baanbrekende werken van C.H.E. de Wit ( De strijd tussen aristocratie en democratie en De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw) het patriotse ‘leerstuk’ Grondwettige Herstelling echt niet meer, zoals Baartmans doet, “het politieke handboek van de democratische patriotten” noemen ( p. 71- cursivering van mij). Zelfs de Acte van Verbintenis, in de opstelling waarvan Robert Jasper een groot aandeel had, was minder democratisch dan Baartmans doet voorkomen. De beschrijving van Van der Capellens politieke activiteiten en vooral van de kritiek daarop “door geestverwanten die nog meer van hem verwachtten” zoals de auteur zelf vermeldt (p. 220), komt daardoor soms wat in de lucht te hangen.

De schrijver maakt echter in dit opzicht veel goed met een interessante, zij het niet geheel originele, beschouwing over het speciale karakter van de patriotse beweging in Gelderland. (In haar dissertatie Democratische Bewegingen in Gelderland uit 1973 heeft van mevrouw A.H. Wertheim- Gijse Weenink al op dit speciale karakter gewezen). De kleine burgerij in de Gelderse steden en de plattelandsbevolking waren volgens Baartmans veel minder oranjegezind dan “de vergelijkbare bevolkingsgroepen in Holland” (p. 83). In Gelderland konden de adel op het platteland en de kongsi van oligarchie en adel in de steden een welhaast absolute macht uitoefenen. Dit als uitvloeisel van de Regeringsreglementen van 1674. Daartegen was van 1702 tot 1717 een protestbeweging actief geweest: de Nieuwe Plooi (overigens niet alleen in de steden zoals Baartmans stelt, maar ook onder de boerenbevolking). De Gelderse patriotse beweging stond daarmee in een lange traditie van verzet tegen de heerschappij van de aristocratie en kon daarom, volgens de schrijver, veel democratischer zijn en niet beperkt blijven tot de gegoede burgerij zoals in de Hollandse steden. Dat verklaart, aldus Baartmans, tevens het unieke karakter van Robert Jaspers’ leiderschap: een Gelders “aristocraat en regent die leiding gaf aan […] een democratische beweging” (p.83).

Van der Capellen heeft in Frankrijk een tijd lang een belangrijke rol gespeeld als behartiger van de belangen van de patriotse ballingen. Aanvankelijk was hij voor allen in de sterk verdeelde ballingengemeenschap de enige acceptabele leider die bij de Franse regering voor de belangen van de Nederlandse patriotten kon opkomen. Later werd hij meer en meer als lid van één van de fel tegenover elkaar staande facties beschouwd en verloor hij aan gezag. Tenslotte weigerde hij nog verder zitting te nemen in het patriottencomité. Baartmans heeft veel archiefonderzoek verricht naar de verwikkelingen en politieke strijd binnen de patriotse ballingengroep in Frankrijk, hetgeen geresulteerd heeft in een interessant hoofdstuk.

Het boek bevat een paar schoonheidsfouten. De schrijver van Gelderland in den patriottentijd heette niet H.A. Westrate (p. 230) maar H.A. Weststrate. Van der Capellen heeft vast niet geschreven “nunc of numquam” maar “nunc aut nunquam” [ nu of nooit] (p. 141). Baartmans noemt Etta Palm een “feministe en daarom een bewonderaarster van prinses Wilhelmina” (p.151); deze misvatting berust waarschijnlijk op een foutieve lezing van hetgeen Joost Rosendaal vermeldt in Bataven ! over de orangistische intrigante en anti-patriotse spionne: “Etta Palm , die haar bewondering voor Wilhelmina van Pruisen paarde aan een revolutionair feminisme” (Bataven ! p. 309).

 

Han C. Vrielink

 

Trefwoorden: Nederland, Gelderland, 18e eeuw, Patriottentijd, Democratie, Capellen tot den Marsch Robert Jasper van der, Capellen tot den Pol Joan Derk van der