In 1981 publiceerde musicologe en cultuurhistorica Helene Nolthenius haar meesterwerk Muziek tussen hemel een aarde. Nu verschijnt de derde herdruk van deze nog altijd unieke studie over het ontstaan en de ontwikkeling van het Gregoriaans. De herdruk bevat de volledige originele tekst van Nolthenius’ boek, aangevuld met een inleiding door Etty Mulder, die eerder Nolthenius’ biografie Rede en Vervoering publiceerde. Mulder voegt ook een bibliografie toe aan de derde druk, verdeeld in verschillende wetenschappelijke disciplines. Deze bibliografie én het door Mulder geschreven historisch overzicht laten zien dat Nolthenius met haar Muziek tussen hemel en aarde haar tijd vooruit was. Zij plaatste de muziek in een kunst- en cultureel-maatschappelijke context. Haar interdisciplinaire aanpak maakt het boek nog altijd actueel.
Muziek tussen hemel en aarde bestaat uit twee delen. Voorafgaand aan de beide delen voert Nolthenius in een ‘voorspel’ de lezers naar het begin van het Gregoriaans. In prachtige zinnen zet zij oorsprong en belang van het Gregoriaans uiteen: “De muziek waar dit boek naartoe voert, is de echo van een spiritualiteit die al eeuwen de onze niet meer is: de van de aarde afgewende, ingekeerde vroomheid van de oude kerk. Buiten haar muren schamperden heidenen, daverden volksverhuizingen, leverden tijden en culturen slag met elkaar” (blz. 15).
Deel I: ‘Groei’ bevat een geschiedenis van het Gregoriaans. Het verhaal is ook voor leken te volgen, mede dankzij Nolthenius’ talent als verteller. Eerst weet Nolthenius het einde van de Romeinse tijd en de volksverhuizingen te beschrijven vanuit de muzikale ontwikkeling van de christelijke gemeenschap. Zang in de synagogen en koorzang in de eerste kloosters vormen de grondbeginselen van het Gregoriaans.
Bij het deel over de Franken schrijft Nolthenius : “We gaan terug naar het jaar 753, en voegen ons bij de Frankische gezanten die Stefanus II kwamen uitnodigen voor een reis naar het Noorden. Eén van hen was Chrodegang, een benedictijn, bisschop van Metz. Hij zou de voedstervader van het Gregoriaans worden, onthoud zijn naam” (blz. 104). Metz werd in de 9e eeuw het centrum van liturgische cultuur. Ook werd het notenschrift ontwikkeld, dat een einde maakte aan de “prehistorie van het Gregoriaans”(blz. 112).
In het tweede deel, `Bouw’, beschrijft Nolthenius de opbouw en structuur van de Gregoriaanse gezangen. In de tekst zijn moderne transcripten overgenomen die haar verhaal verduidelijken. Nolthenius verwachtte tijdens haar jaren als hoogleraar dat studenten Gregoriaans leerden zingen om zo de muziek echt te kunnen doorgronden. Dat moet het makkelijker hebben gemaakt om zinnen als ”de Karolingers werkten – onder invloed van Byzantijnen zoals we zagen – met diatonische reeksen op D,E,F en G in hoge (‘authentieke’) en lage (‘plagale’) ligging” (blz 130) diepgang te geven. Bij de eerste editie van Muziek tussen hemel en aarde werd een grammofoonplaatje meegeleverd met voorbeelden van het Gregoriaans. Het ontbreken van deze muzikale bijdrage is wel een gemis bij deze derde druk – het is juist nu makkelijker dan ooit om muziek mee te leveren door middel van een CD.
Het boek bevat vele prachtige kleurenillustraties van onder andere Romeinse sarcofagen, mozaïeken uit Ravenna en middeleeuwse miniaturen. Ook is er een uitgebreid notenapparaat, een literatuurlijst en een uitgebreide appendix met informatie over de opbouw van de mis, liturgische terminologie en muziekvoorbeelden. Zowel de geïnteresseerde leek als de kenner kunnen nog altijd hun hart ophalen aan Muziek tussen hemel en aarde.
Drs. S.E. Wubbolts- de Boer
Trefwoorden: Middeleeuwen, Muziek, Gregoriaans, Helene Nolthenius