De liefde en de vrijheid, natuurlijk!
Het Dagboek (1877-1910) van Frederike van Uildriks
Frederike van Uildriks
439 pp, € 36
isbn/issn: 978-90-8704-178-6
Bezorgd, ingeleid en geannoteerd door Mineke Bosch; Egodocumenten 26

De liefde en de vrijheid, natuurlijk!

(recensie: B.C. Meijerman)

In het najaar van 2010 werd op verschillende locaties in de stad Groningen en in het Historisch Centrum van Leeuwarden aandacht besteed aan de Groningse lerares, publiciste en feministe Frederike van Uildriks (1854-1919). Zo waren in het Universiteitsmuseum van Groningen haar originele dagboek, foto's en aanverwante bronnen te zien, in de Universiteitsbibliotheek was een overzicht van vrijwel al haar publicaties tentoongesteld, het Historisch Centrum van Leeuwarden exposeerde Van Uildriks Friese brieven en in RHC-Groninger Archieven waren de in het dagboek beschreven plaatsen in de stad Groningen met behulp van oude postkaarten en andere bronnen tot leven gebracht. Directe aanleiding voor deze exposities was de publicatie van het dagboek van Frederike van Uildriks in de reeks Egodocumenten van de uitgeverij Verloren. 


Mineke Bosch is bij toeval met dit dagboek in aanraking gekomen en het is door de inleiding van Bosch en het uitgebreide notenapparaat dat dit document interessant geworden is; zonder deze uitleg zou het dagboek van de betrekkelijk onbekende Frederike van Uildriks niet erg toegankelijk geweest zijn. Het bevat namelijk veel korte notities over haar dagbesteding, soms maar een paar regels. Het zijn korte opmerkingen over haar sociale leven; bij wie ze op bezoek is geweest en welke voorstellingen ze bezocht heeft. In de latere periode zijn het vaak opmerkingen over het weer, over haar gezondheid en over het werk waar ze mee bezig is. Slechts zelden, en dan nog voornamelijk aan het begin van het dagboek, zijn er uitgebreide persoonlijke bespiegelingen opgetekend. In het tijdschrift Excelsior, Maandschrift voor jonge dames (1895/1896) geeft zij haar visie over het bijhouden van een dagboek. Naar haar mening zou het bijhouden hiervan als gevoelsdocument iets meisjesachtigs zijn, het vastleggen van levenservaringen van gewone mensen zou de vereeuwiging niet waard zijn. Zij ziet een dagboek meer als een praktische geheugensteun. Haar eigen dagboek bevestigt deze visie; het lijken soms net agenda-notities.


Frederike van Uildriks begon haar dagboek op 23-jarige leeftijd en de aantekeningen beslaan ruim 30 jaar in de periode 1877-1910. Kennelijk hield ze daarvoor ook al een dagboek bij, maar dat is niet overgeleverd. Op het moment dat ze aan dit dagboek begon, was ze als hulponderwijzeres verbonden aan een openbare school met een avond ULO-opleiding voor meisjes en was ze zich aan het voorbereiden op het examen voor hoofdonderwijzeres. Zij woonde met haar moeder en twee jongere zussen in de stad Groningen. Haar vader, die gemeentesecretaris was geweest, was acht jaar daarvoor overleden.


Het is duidelijk dat het gezin deel uitmaakte van de Groningse elite; in de dagboekaantekeningen passeert een indrukwekkende hoeveelheid namen de revue. Vrijwel dagelijks vonden er theevisites, etentjes, concerten en toneelbezoeken plaats. De kennissen van het gezin en de vriendinnen van Frederike waren onder andere afkomstig uit kringen van de academische staf van de universiteit Groningen, de rechterlijke macht, gemeentebestuur en de protestante kerk. In de noten worden de genoemde personen zoveel mogelijk nader toegelicht en deze aantekeningen laten zich dan ook lezen als de Wie is Wie van de Groningse elite van de tweede helft van de 19e eeuw.


Frederike maakte vrijwel dagelijks korte aantekeningen over haar sociale contacten. Over haar werk en studie berichtte ze heel kort en zakelijk. Wat haar vooral bezig hield in de jaren 1877-1879 en waarover ze af en toe vrij uitgebreid schreef, was de stille liefde voor Jacques Oppenheim, die een volle neef was van Aletta Jacobs. Oppenheim was op dat moment gemeentesecretaris van Groningen en gaf les in staathuishoudkunde aan de kweekschool waar Frederike lessen volgde. Oppenheim zou later hoogleraar in Groningen en vervolgens in Leiden worden en uiteindelijk lid van de Raad van State. Haar wereld stortte in toen ze in het voorjaar van 1879 het bericht kreeg dat Oppenheim ging trouwen. Zoals waarschijnlijk te verwachten was, trouwde de Joodse Oppenheim binnen zijn eigen Joodse milieu. In deze tijd schreef Frederike van Uildriks de meest uitgebreide en persoonlijke stukken in haar dagboek.


Na het behalen van het examen voor hoofdonderwijzeres, ging ze lesgeven op de Groningse meisjes HBS. Begin jaren tachtig ontmoette ze op een vergadering van de Vereniging van Leraren aan Inrichtingen van Middelbaar Onderwijs de leraar natuurkunde van het Stedelijk Gymnasium in Leeuwarden, dr. Vitus Bruinsma. Hij was actief in de socialistische beweging in Friesland en onder meer gemeenteraadslid van Opsterland. Na een jarenlange vriendschap met Bruinsma en zijn vrouw (hij was getrouwd), ging Frederike, na een korte tijd werkzaam te zijn geweest op een school in Amsterdam, in 1891 in het Friese Gorredijk ongehuwd met hem samenwonen. Een rigoureuze en in die tijd ongewone stap, waarvoor ze beiden hun baan in het onderwijs opgaven en bovendien een groot deel van hun sociale contacten; met haar moeder heeft zij het contact nooit meer kunnen herstellen. Opmerkelijk genoeg maakte zij geen persoonlijke aantekeningen in haar dagboek over deze belangrijke stap in haar leven.


Vanaf dat moment voorzien Frederike van Uildriks en Vitus Bruinsma in hun levensonderhoud door het schrijven van artikelen, recensies en columns in verschillende tijdschriften en voeren ze opdrachten uit voor de uitgeverij Tjeenk Willink. Ze vertalen bijvoorbeeld buitenlandse boeken en voorzien platenboeken van teksten. Voor Frederike van Uildriks was het schrijven niet helemaal nieuw, eerder had ze al in kranten gepubliceerd en een bijdrage geleverd aan een boek over Het vrouwenvraagstuk in Europa. Haar bijdrage werd overigens uiteindelijk niet opgenomen, maar later wel gepubliceerd als artikel in het tijdschrift Vragen des Tijds (1883). Deze publicatie heeft haar enige bekendheid gegeven in de geschiedenis van de vrouwenbeweging. Hoewel in haar columns regelmatig onderwerpen met betrekking tot de emancipatie aan de orde kwamen, gingen haar publicaties (veelal samen met Bruinsma) steeds meer over de natuur en de natuurbeleving. Eind 19e eeuw waren het wandelen door de vrije natuur en het opdoen van natuurkennis populaire bezigheden. Dit is tenslotte ook de periode van de succesvolle Verkade-albums van Jac.P.Thijsse.


Frederike van Uildriks schreef niet alleen over de natuur, ze was ook zelf actief in de buitenlucht. Nadat ze in 1896 met Bruinsma in Lochem was gaan wonen, maakte ze bijna dagelijks melding in haar dagboek van haar activiteiten zoals wandelen, fietsen, roeien en zwemmen (het hele jaar door buiten!). Deze levensstijl propageerde ze in haar artikelen en de verbinding met de vrouwenemancipatie werd hierbij gemaakt (alleen geëmancipeerde vrouwen fietsten in die tijd). Ook bij het kiezen van haar kledingstijl ging ze haar eigen weg; ze knipte haar haar kort, droeg wijde jurken en ging over straat zonder handschoenen. In publicaties riep ze op om niet de dwang der mode te volgen. In Lochem was ze actief in de afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. In dat verband ontmoette ze ook Aletta Jacobs. Van Aletta Jacobs is vaker sprake in het dagboek: Frederike kende haar uit haar Amsterdamse tijd. De laatste jaren stonden vooral in het teken van de slechte gezondheid van Bruinsma. In 1910 stopten plotseling de dagboekaantekeningen en in 1915 overleed hij. Frederike overleed vier jaar later.


Alhoewel de veelal feitelijke aantekeningen in het dagboek zich niet als een opwindend doorlopend verhaal laten lezen, kun je toch met behulp van de inleiding en de voetnoten een goed beeld krijgen van het leven van deze vrouw. Het is geen doorsnee vrouwenleven in de 19e eeuw. De voor die tijd afwijkende levensstijl en ongewone keuzes van de dagboekschrijfster maakt het een boeiend document. Niet alleen de inleiding en de noten geven extra informatie, ook de bijlagen bevatten veel gegevens. Het boek is voorzien van een literatuurlijst, een bijlage met een lijst van alle in het boek genoemde publicaties van Frederike van Uildriks en Vitus Bruinsma, een bijlage met een lijst van kranten en tijdschriften waarin zij heeft gepubliceerd en een register van namen en personen die in het dagboek voorkomen. Deze toevoegingen maken het boek, naast de uitgebreide inleiding en noten, uitermate geschikt voor verder onderzoek.


Mineke Bosch geeft in de inleiding al enkele onderwerpen aan die, naast een algemene vergelijking van dit dagboek met andere dagboeken uit die tijd, de moeite van het onderzoek waard zijn. Zo zou zij verder onderzoek wensen naar de cultuur en betekenis van geschenken in de 19e eeuw (er worden in het dagboek inderdaad veel cadeaus uitgewisseld), naar familieverhoudingen, de omgang met ziekte en medicijngebruik, en de rol en invloed van de populaire tijdschriften en periodieken waarin Frederike van Uildriks schreef. Verder stipt Bosch op p. 46 van de inleiding ook een discussie aan die gaande is onder onderzoekers over haar plaats in het biologisch reveil (zo wordt de belangstelling voor de natuur en de natuursport eind 19e eeuw soms aangeduid). Zijn Frederike van Uildriks en Vitus Bruinsma nu als amateur-biologen te beschouwen, populariseerden ze de wetenschap of bedreven ze populaire wetenschap? Hierover is de discussie nog niet afgerond en samen met de boven aangegeven onderwerpen biedt dit dagboek voldoende aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. De enige kritiek die je op de uitgave zou kunnen hebben, is dat een jaartal in de kop of voettekst van het dagboek ontbreekt. Deze toevoeging zou het nazoeken van aantekeningen uit een bepaald jaar kunnen vereenvoudigen.
 

Drs.Biene Meijerman

Trefwoorden:
Nederland, Groningen, Friesland, 19e eeuw, Dagboeken, Ego-documenten, Vrouwenemancipatie, Natuurbeleving