Moed en overmoed
(recensie: Paul Hendriks)
Het komt niet vaak voor dat een geschiedkundig werk op grote schaal besproken wordt, maar deze biografie over burgemeester in oorlogstijd, Dirk Frans Pont, kan zich in een ruime belangstelling verheugen. Die belangstelling heeft ongetwijfeld te maken met zijn bewogen geschiedenis en de vraag of hij goed of fout was.
Pont studeerde vlak voor en tijdens de eerste wereldoorlog in Leiden. In 1925 begon een veelbelovende bestuurscarrière als burgemeester, eerst van Uithoorn en later Hillegom. In 1937 eindigde deze loopbaan abrupt toen Pont bekend maakte dat hij lid was geworden van de NSB. Aansluitend werd hij namens de NSB kortstondig lid van de Eerste Kamer, maar al heel snel vertrok hij uit de senaat en nog in 1937 verliet hij ook teleurgesteld de NSB. Hij sloot zich in 1940 aan bij het Nationaal Front, de radicale club rondom Arnold Meijer. Deze partij richtte zich in de jaren 1934-1941 op het fascistische Italië en niet op het nationaal-socialistische Duitsland. In augustus 1941, vlak voor het verbod van het Nationaal Front in de herfst van dat jaar door de Duitse bezetter, vertrok Pont tot verbijstering van Arnold Meijer en velen in zijn familie- en kennissenkring als eerste luitenant van het Vrijwilligerslegioen Nederland naar het Oostfront. In november 1942 keerde hij uit Rusland terug naar Nederland. Hij had zich intussen weer bij de NSB aangesloten en werd in december 1942 benoemd tot burgemeester van Apeldoorn. Tot de bevrijding van de stad in april 1945 behield hij die positie. Na de oorlog werd hij drie jaar geïnterneerd. Het werd hem verboden ooit nog terug te keren in het openbaar bestuur.
Bovenstaande schets van zijn carrière geeft al snel de indruk dat we hier te maken hebben met een rasechte NSB'er, een eersteklas opportunist en een gewetenloze schurk. Een van de vele meelopers die meewerkten aan de bezetting van Nederland en de oorlogsmisdrijven die er werden gepleegd. Over deze man is nu dus een biografie verschenen. De intentie van het schrijversechtpaar was een zo neutraal mogelijk beeld te geven van de handelwijze van een bekwaam bestuurder, die door zijn politieke ideeën en met name zijn impulsiviteit vaak beslissingen nam die verkeerd voor hem uitpakten.
Anno 2011 zou je bij de meeste mensen een grote distantie verwachten en dus niet direct een snel 'goed-fout' oordeel. Toch is dat bijna zonder uitzondering nog steeds bij velen de eerste impuls. Zou Pont langs zo'n 'goed-fout lat' worden gelegd dan komt het beeld op van een weliswaar lastig personage, maar ook van een moedig man; iemand die de consequenties van zijn idealen aanvaardde; iemand ook die niet voldeed aan het klassieke profiel. Zo was hij eerder anti-Russisch dan pro-Duits; hij wees de Duitse rassenleer en antisemitische standpunten af; hij was allesbehalve een volgzame lakei, maar ging vaak in discussie met de Duitse gezaghebbers en aan de NSB-leiding stoorde hij zich nog minder; hij had niet al te veel op met de Groot-Duitse gedachte en leek meer geporteerd te zijn voor de Groot-Nederlandse gedachte. Dat laatste lijkt overigens een logische verklaring te zijn waarom hij zich nota bene in de eerste oorlogsmaanden aansloot bij het toen al omstreden Nationaal Front, een klein gezelschap dat rassenleer, antisemitisme, nationalisme en de aansluiting van Vlaanderen bij de Nederlandse staat tot Groot-Nederland als strijdpunten had.
De eindconclusie is dat Pont niet zo volstrekt fout was als de gemiddelde NSB'er, dat hij op de eerste plaats een goed bestuurder was en iemand die het hart op de goede plaats had, maar dat hij toch ook zeker niet zonder schuld was. Het eindresultaat van het boek is toch een zekere rehabilitatie voor Dirk Frans Pont. Compliment voor de auteurs is, dat zij door gedegen onderzoek en interviews met nabestaanden een genuanceerd beeld van deze burgemeester in oorlogstijd weten te schetsen.
Drs. Paul Hendriks
Trefwoorden:
Nederland, Nieuwste tijd, Tweede Wereldoorlog, NSB, Collaboratie, Burgemeester in oorlogstijd