Verlichting onder vuur
Filosofie, moderniteit en emancipatie, 1670 – 1752
Jonathan I. Israel
1184 pp, € 89,50
isbn/issn:

Verlichting onder vuur

(recensie: Han C. Vrielink)

 


In 2006 verscheen de oorspronkelijke editie van dit boek onder de titel: Enlightenment Contested: Philosophy, Modernity and the Emancipation of Man 1670 – 1752. Nu, vier jaar later, heeft uitgeverij Van Wijnen een prachtige uitgave verzorgd van de uitstekende Nederlandse vertaling van de hand van Ruben Buys, Tina Ruys en Petros Samara.
Verlichting onder vuur is in alle opzichten een fenomenaal boek. Op het eerste gezicht valt natuurlijk de omvang van het werk op. Een turf van een boek, waarvan de tekst een kleine duizend bladzijden beslaat, de bibliografie zo’n zeventig en dat verder een uitvoerige index en een uitstekend notenapparaat bevat. Maar van veel meer belang dan de omvang zijn de verrassende inhoud, het grensverleggend karakter en de heldere stijl van het boek. Het is een waar meesterwerk, dat een totaal nieuwe visie presenteert op de Verlichting, de stuwende kracht van het westerse moderniseringsproces.
In 2001 was Radical Enlightenment: Philosophy and the Making of Modernity 1650 – 1750 verschenen,het eerste deel van de vier die Jonathan Israel over de Verlichting wil publiceren. Het boek werd in 2001 bekroond als het beste historische werk in de Verenigde Staten. Een Nederlandse vertaling, getiteld: Radicale Verlichting. Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden verscheen in 2005, ook bij Van Wijnen. En ook al een fikse pil. Het sloeg in als een bom. En niet alleen in de betrekkelijk kleine kring van historici. Net als in het buitenland verschenen er ook in Nederland besprekingen van het boek in alle bladen van enig belang.
Radical Enlightenment ging deel uitmaken van het verlichtingsdebat dat na 9/11 losbarstte en dat tot op heden voortduurt. De aanslag op de Twin Towers werd in ruime kring in het westen gezien als een oorlogsverklaring aan de beschaving van de westerse wereld. Die visie noopte als vanzelf tot zelfreflectie: Wat waren de kernwaarden van de westerse civilisatie die tegen dit extremisme moesten worden beschermd ? Voor velen waren dat democratie, vrijheid van meningsuiting en onderzoek, gelijkheid en rechtvaardigheid. Maar van het werkelijke belang van deze ideeën heeft de meerderheid vaak maar een flauwe notie. Over het verband tussen het veld winnen van het redelijk denken tijdens de Verlichting en de ontwikkeling van deze ideeën weten de meeste mensen vrijwel niets. Het besef dat het verworvenheden van de Verlichting zijn en dat deze in een lange en felle strijd zijn bevochten, is welhaast verdwenen. Israels Radical Enlightenment, dat al voor de aanslag in New York verschenen was, kon in een behoefte voorzien. En kan dat nog steeds!
In Radical Enlightenment toonde Israel allereerst overtuigend aan dat de Verlichting vanaf de oorsprong zeer radicaal was en begon in de Nederlandse Republiek rond 1650, stoelend op de ideeën van Spinoza en zijn Nederlandse geestverwanten. Pas begin 18de eeuw verplaatste het centrum van de radicale stroming zich van de Republiek naar Frankrijk.
Jonathan Israel doet vervolgens meesterlijk uit de doeken hoe die radicale ideeën in heel Europa werden verspreid en hèt onderwerp werden van het filosofisch discours. Daarbij ging het ondermeer over spinozistische ideeën als de gelijkstelling van God met de natuur en over de ware vrijheid en gelijkheid, die alleen gerealiseerd kunnen worden in een democratische republiek. Bepaald niet alle verlichte geesten accepteerden deze radicale denkbeelden.
In Verlichting onder vuur behandelt Jonathan Israel de strijd vóór en tegen de radicale Verlichting. Daarbij verwerpt hij de tot nu toe heersende opvatting onder historici dat alle verlichte ‘philosophes’ in de 18de eeuw één gemeenschappelijk programma hadden. Volgens Israel klopt dat niet. Er waren duidelijk drie hoofdstromingen in het denken van de 17de en 18de eeuw: de radicale Verlichting, de gematigde Verlichting en de Contraverlichting (het godsdienstige denken). En deze drie hoofdstromingen waren constant met elkaar in felle controversen gewikkeld. Controversen die Israel gedetailleerd en helder uiteenzet.
Tot het verschijnen van Radical Enlightenment beschouwde men de Verlichting als een intellectuele beweging die in Frankrijk en Engeland begon met als belangrijkste figuren Voltaire, Locke, Newton en Hume. Jonathan Israel wist echter met Radical Enlightenment een ommekeer te bewerken in de visie op de Verlichting. De Verlichting van figuren als Voltaire en Locke bleek in zijn optiek een sterk gematigde variant, een slap aftreksel zo men wil. De gematigdheid manifesteerde zich het duidelijkst in de verwoede pogingen om ondanks alle twijfel, aan het geloof in God vast te houden. Zij wilde koste wat het kost de rede verbinden met het geloof. Aanvankelijk trad er een proces van matiging op, waardoor de gematigde Verlichting de hoofdstroom ging vormen. Maar Israel wijst er steeds op dat de als kopstukken van de Verlichting beschouwde figuren in hoge mate schatplichtig waren aan radicalen, en met name aan Spinoza.
Van groot belang is verder dat de auteur een ommekeer veroorzaakt in de kwalificatie van de verlichting van Voltaire cum suis – van de gematigde Verlichting dus. Israel ploegde een enorme schat aan gegevens door: debatten, strijdschriften en polemieken over zaken als godsdienst, politiek en gelijkheid. Daaruit blijkt duidelijk dat de gematigde verlichters wel een eind meegingen met de radicalen, maar dat zij vaak terugschrokken voor de verregaande consequenties van het radicale denken. Het totale programma van de moderniteit: het atheïsme, het republicanisme, de afschaffing van de standenstaat, een egalitaire maatschappij en de emancipatie van vrouwen en kleurlingen, dat alles ging hen veel te ver. De gematigden bestreden vooral het atheïsme, omdat zij zich geen moraal zonder God konden voorstellen. Bij hun terughoudendheid speelde ook de geduchte tegenstand van de kerk een grote rol.
Het conflict tussen kerk en Verlichting komt dan ook ruimschoots aan bod. Vooral de gematigde Verlichting kwam zwaar onder vuur te liggen: een kruisvuur van de Contraverlichting enerzijds en de radicale Verlichting anderzijds. In dat gevecht gingen de gematigden tenslotte ten onder. Zij konden hun hachelijke tussenpositie tussen de partij van de Rede en die van de Openbaring niet handhaven, omdat het hen aan een eigen filosofie ontbrak. Deze tragedie staat centraal in Verlichting onder vuur. Hoewel de radicalen steeds een kleine minderheid waren, wonnen hun ideeën tenslotte in Frankrijk toch het pleit, omdat zij vanaf het begin ( Spinoza) over een stevig filosofisch systeem beschikten, dat de motor kon vormen van de processen van secularisatie en emancipatie. Zelfs het kopstuk der gematigden, Voltaire, ging tenslotte toch over naar de radicale Diderot, van de twee kwaden de minst kwade kiezende.
De keiharde bestrijding van de Verlichting door de jansenisten en de Contraverlichting dwong de gematigden en de radicalen in Frankrijk tot een vorm van samenwerking. Dat had, aldus Israel, “een unieke consequentie: het stelde de radicale vleugel in staat om uit de studeerkamer te breken en de dominante speler in de Franssprekende wereld te worden” (p. 986).Uiteindelijk kreeg de radicale Verlichting de grootste invloed op de publieke opinie.
In zijn nawoord keert de schrijver zich tegen de postmodernen met hun cynische, gevaarlijke en overluid verkondigde pessimistische mening dat de Verlichting mislukt is. Met instemming citeert hij H.A.Meynell volgens wie: “ de modieuze en door de postmodernen gecultiveerde wanhoop over de vooruitzichten van de mensheid gemakkelijk een self-fulfilling prophecy kan blijken” (p. 995). “ Het is inderdaad denkbaar ”, aldus Israel, “ dat de zoektocht van de radicale Verlichting naar democratie, gelijkheid en vrijheid uiteindelijk zijn doel niet zal bereiken, of liever zal moeten wijken en opgegeven worden”. Dat is dan, zijns inziens, “op zijn minst ten dele te wijten aan het onvermogen van (…) de humaniora en de universiteiten waar ook ter wereld, om (…) de mensheid te leren wat de historische oorsprong en de ware aard is van de moderne denkbeelden van democratie, gelijkheid, individuele vrijheid, volledige tolerantie, vrijheid van meningsuiting, antikolonialisme en van onze universele, seculiere en op rechtvaardigheid gebaseerde moraal” ( p. 995).
Aan Jonathan Israel zal het niet liggen. Wie deze magistrale ideeëngeschiedenis heeft gelezen, heeft weet van de oorsprong, de wordingsgeschiedenis en de aard van de moderne denkbeelden die de grondslag vormen van onze beschaving.
Die lezer zal bovendien reikhalzend uitkijken naar het volgende deel.
 
Han C. Vrielink
 
Trefwoorden:
Europa, Nederland, Frankrijk, Nieuwe tijd, 17e en 18e eeuw, Jonathan Israel, Verlichting, Spinoza, Voltaire, Locke, Hume, Diderot, Twin Towers, Atheïsme, Rede en Openbaring