Geschiedenis van de Waffen-SS
(recensie: Han C. Vrielink)
De
oorspronkelijke Amerikaanse uitgave verscheen in 1965 onder de titel
The
Waffen-SS: Hitler’s Elite Guard at War 1939 – 1945.
Deze vertaling is van Evert van Leerdam. Heeft het zin om na 45 jaar
nog met een herdruk in vertaling op de markt te komen ? De uitgever
motiveert deze uitgave met het argument dat Steins boek “als een
echt standaardwerk geldt” (p.11). Daar staat tegenover dat er
sedert 1965 over de SS en de Waffen-SS
veel
is verschenen, ook in het Nederlands, met het voordeel van
verwijzingen naar recentere literatuur. Voor een herdruk in
vertaling van Steins Geschiedenis
van de Waffen-SS pleit
echter dat Stein erin geslaagd is om een wetenschappelijk en een zo
objectief mogelijk beeld van de Waffen-SS
te schetsen, zonder enig revisionistisch oogmerk. De zware
oorlogsmisdaden die de Waffen-SS
beging, behandelt Stein uitvoerig. Maar hij doet dat alleen op grond
van onderzoek en zonder dat hij alle Waffen-SS-ers
bij voorbaat tot misdadigers verklaart.
In
zijn voorwoord wijst Stein erop dat tot de jaren zestig de aandacht
van de historici voornamelijk uitging naar de gruweldaden van de SS
zoals de Holocaust, de martelpraktijken van de Gestapo
en de massale dwangarbeid. Deze gruweldaden zijn in Neurenberg
“overtuigend en genadeloos aan het licht gebracht, en dat is maar
goed ook”, aldus Stein (p.15). Maar Stein is tevens van mening dat
de SS diverser en complexer was dan de misdadige organisatie die in
München terechtstond. Bij het uitbreken van de oorlog gingen,
volgens de auteur, de verschillende SS-afdelingen, zoals het
kampsysteem, de politie en de Waffen-SS,
elk een eigen leven leiden en zij maakten vervolgens een eigen
ontwikkeling door. Stein is van mening, dat men pas tot een oordeel
over de SS als geheel kan komen als al deze componenten grondig zijn
onderzocht.
Nu
heeft, als gezegd, het onderzoek in de 45 jaar na de verschijning
van Steins boek natuurlijk niet stilgestaan en tot een eindoordeel is
men ook wel gekomen. Hoe dat ook zij, dit boek beperkt zich tot het
analyseren van één van de SS-componenten: de Waffen-SS.
Daarbij gaat het voornamelijk over het ontstaan en de ontwikkeling
van de Waffen-SS,
haar verhouding tot de Wehrmacht
en haar betekenis voor de Duitse oorlogsvoering. De auteur behandelt
tevens de belangrijkste militaire acties van de Waffen-SS.
Het is alleszins begrijpelijk dat Stein in dit boek niet ook nog de
volledige krijgsgeschiedenis van de Waffen-SS
heeft
willen beschrijven. Nodig was dat ook niet.
Steins
behandeling van de SS-ideologie zullen sommige lezers wat summier
vinden. Ze is inderdaad beknopt, maar wel glashelder. De SS achtte
zich de belichaming van de leer van de superioriteit van het noordse
ras. De SS moest de raszuivere elite worden, een nazi-aristocratie,
die ‘de nieuwe orde’ in een door Duitsland beheerst Europa zou
vestigen en handhaven. Daarom kreeg de SS de opdracht alle
‘Untermenschen’
te vernietigen. Het weerzinwekkende van die taak vereiste een
absolute, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de bevelen van de
superieuren.
Voor
een grondige analyse van de SS-ideologie wordt in het boek zeer
terecht verwezen naar de standaardwerken: Der
SS-Staat
(1974) door Eugen Kogon (Nederlandse vertaling De
SS-Staat
(1976)), en vooral Anatomie
des SS-Staates, Band
1 van Hans Buchheim, dat twee rapporten omvat voor het Frankfurter
Auschwitzproces van 1964, namelijk Die
SS – das Herrschaftsinstrument
en Befehl
und Gehorsam.
De
Waffen-SS
was aanvankelijk een soort persoonlijke lijfwacht van Hitler. Maar al
in 1934 werd zij Hitlers pretoriaanse garde, zijn privéleger, een
elitegroep, bedoeld om de nazi-revolutie uit te voeren. Stein wijst
erop dat niet de NSDAP noch de SA, maar de SS de dynamische kern van
het nazi-systeem moest vormen. Daarom was de SS sterker aan Hitler
dan aan de partij gebonden, hetgeen met name bleek uit de SS-eed van
trouw, niet aan de staat of het vaderland, maar aan de Führer
persoonlijk.
Stein
besteedt uiteraard veel aandacht aan de gecompliceerde en moeizame
verhouding tussen de Waffen-SS
en de Wehrmacht.
De auteur is van mening dat Hitler niet van plan is geweest om op
den duur de Wehrmacht
te vervangen door de Waffen-SS,
nochom
de Waffen-SS
als een vierde onderdeel - naast leger, marine en luchtmacht – te
laten fungeren. Zeker nadat het Hitler in 1938 gelukt was het gehele
commando over de strijdkrachten aan zich te trekken, had hij geen
stoottroep meer nodig om zich van de Wehrmacht
meester
te maken.
Daarmee
dringt de vraag zich op waarom Hitler dan toch nog zijn pretoriaanse
garde een actieve rol liet spelen in de oorlogvoering. Stein maakt
aannemelijk dat Hitler dat besluit nam, omdat hij ervan ovetuigd was
dat de Waffen-SS
“niet
meer verzekerd zou zijn van het respect van de Duitsers wanneer ze
niet haar plicht aan het front zou doen” (p. 310). Voor Hitler was
de Waffen-SS
een
garde, die een voorbeeld voor het gehele het leger moest zijn qua
ideologie, mentaliteit en niets ontziende hardheid.
Na
de oorlog zou de de Waffen-SS,
volgens de plannen van Hitler, de gemilitariseerde staatspolitie van
het Derde Rijk worden. Bij het keren van de oorlogskansen moest
Hitler die plannen herzien: als het grote Derde Rijk niet gevestigd
kon worden, was er ook geen elite-eenheid nodig om als staatspolitie
te fungeren. Maar juist toen de terugtocht van de Duitse legers was
begonnen, achtten Hitler en de zijnen het nodig om te kunnen
beschikken over betrouwbare troepen die ondanks alles verbeten
doorvochten. Vandaar dat vanaf het einde van 1942 de Waffen-SS
jaarlijks werd verdubbeld! Stein maakt duidelijk dat de grote
militaire betekenis van de Waffen-SS
juist lag in haar overwinningen tijdens de jaren waarin Duitsland
nederlagen leed.
Wat
dreef deze mannen ? Men zou verwachten dat de de Waffen-SS
voor het grootste deel uit fanatieke nazi’s zou bestaan, maar dat
is uit onderzoek nu juist niet gebleken. De actiefste
nationaalsocialisten, leden van de NSDAP, de SA, de Algemene SS en de
Hitlerjugend, vervulden, aldus Stein, hun dienstplicht bij de
Wehrmacht.
Wat trok de mannen dan zo aan in de Waffen-SS
? Stein is het gedeeltelijk eens met Eugen Kogon: wat de mannen van
de Waffen-SS
dreef, was naïef en jongensachtig idealisme, gecombineerd met lust
naar wild avontuur; ze wisten weinig over de doelen van de SS, maar
voor hen was één ideaal genoeg: het SS-ideaal van vastberaden
roekeloosheid. Stein tekent daar echter bij aan dat begrippen als
`lust naar wild avontuur’ en `vastberaden roekeloosheid’ een
uitgesproken nationaalsocialistische kleur hadden. De auteur ziet
meer invloed van de nazi-ideologie dan Kogon. Hij is van mening dat
vooral de massa jonge SS-officieren, die opgeleid waren aan de
SS-Junkerschulen,
de
ware geest van de Waffen-SS
hebben gevormd. Zij waren opgeleid tot blinde gehoorzaamheid aan alle
bevelen, hun hoogste idealen waren trouw en volharding en ze kenden
aan het menselijk leven – ook hun eigen – geen waarde toe. In
zijn onderzoek is Stein tot de conclusie gekomen dat de nihilistische
instelling van de Waffen-SS-ers
weliswaar niet door het nationaalsocialisme was gewekt, maar dat zij
wel degelijk door de nationaalsocialistische ideologie werd versterkt
en gestuurd.
Han
C. Vrielink
Trefwoorden:
Duitsland, 20ste
eeuw, Tweede Wereldoorlog, Hitler, Waffen-SS,
Wehrmacht,
Nationaalsocialisme.