Het ideale boek
Honderd jaar private press in Nederland, 1910-2010
Paul van Capelleveen en Clemens de Wolf (red.)
256 pp, € 34,95
isbn/issn: 978-94-6004-060-3
genaaid gebonden, geïllustreerd in kleur

Het ideale boek

(recensie: Cécile de Morrée)

 
Het ideale boek. Honderd jaar private press in Nederland, 1910-2010 is het resultaat van een samenwerking tussen de Koninklijke Bibliotheek en Museum Meermanno, beide in Den Haag. In de winter van 2010-2011 was in dit museum tevens een gelijknamige tentoonstelling te zien. Het boek is een volwaardige publicatie, die ook los van de tentoonstelling zeer nuttig en goed leesbaar is.
De uitgave focust op het grafische aspect van (de zoektocht naar) het ideale boek. De hoofdstukken zijn geschreven door verschillende auteurs, en nemen elk een onderdeel van dit stukje Nederlandse boekgeschiedenis voor hun rekening. Aan bod komen achtereenvolgens: `De identiteit van de private press’ (Paul van Capelleveen, pp.8-18), `De opkomst van de private press’ (Clemens de Wolf en Paul van Capelleveen, pp.19-43), `De private press als ideaal’ (Paul van Capelleveen, pp.44-99), verscheidene bijdragen over `Bibliofiele series en clandestiene bijdragen’ (Sjoerd van Faassen, Kees Thomassen, pp.100-135), `De private press als liefhebberij’ (Kees Thomassen en Clemens de Wolf, pp.136-185) en enkele bijdragen die de private press in breder perspectief plaatsen (Lisa Kuitert, Reinder Storm, Paul van Capelleveen, Marieke van Delft, pp.186-234).
De introductie vangt, zeer verstandig, aan met de vraag wat er nu precies onder private press kan worden verstaan. Deze vraag blijkt genoeg stof op te leveren om de hele introductie mee te vullen; er bestaat geen enkele sluitende definitie van het begrip, eerder is het een afweging van verschillende componenten die doorgaans samen voorkomen. Essentieel zijn daarbij: het drukken van teksten met een algemeen doel, zonder commerciële drijfveren, in kleine oplagen ten behoeve van een selecte kring van trouwe verzamelaars. Aan de uitvoering en vormgeving werd bovendien zeer veel aandacht besteed: uitgaven werden vaak gedrukt op een eigen pers, in een exclusief lettertype op handgemaakt papier, met speciale inkt en een eigen vignet.
Het drukken van teksten in kleine luxe oplagen ontstond in Engeland, waar al in het begin van de negentiende eeuw een bibliofiele verzamelwoede voor oude en zeldzame teksten heerste. Dit was een uitvloeisel van de Romantiek en kreeg met name vorm in besloten gezelschappen van voorname heren. De teksten die in dit verband werden uitgegeven, waren dan ook alleen bestemd voor de eigen leden van de kring. In de loop van de negentiende eeuw gingen private press uitgaven ook tot andere doelen dienen dan louter literair genoegen. De persen werden een adellijk tijdverdrijf, een educatief instrument voor scholen en universiteiten, een stichtelijk instrument voor missionarissen of simpelweg een nuttig tijdverdrijf voor dames. Deze zeer verschillende gebruikerscontexten leverden overigens evenzeer gemengde resultaten op waar het gaat om de fraaiheid van het drukwerk.
In Nederland echter, bestond er zelfs rond 1900 nog geen genootschap van bibliofielen, in tegenstelling tot de omringende landen. De oprichting van de eerste Nederlandse private press, De Zilverdistel, dateert pas uit 1909. De Zilverdistel formuleerde als haar missie het uitgeven van zorgvuldig en mooi uitgegeven boeken en in een zeer beperkt aantal – 20 tot 100 exemplaren. Winstbejag was uitgesloten; de boeken werden buiten de handel gehouden en waren slechts bestemd voor vrienden en kennissen. In de praktijk betekende dit dat de uitgevers de kosten betaalden, soms samen met de auteur(s). In tegenstelling tot de meeste Engelse en Duitse persen gaf De Zilverdistel aanvankelijk alleen contemporaine literatuur en poëzie uit. In de volgende decennia ontstonden nog enkele andere Nederlandse private presses, die echter in productiviteit ver achterbleven.
Het ideale boek besteedt veel aandacht aan de geschiedenis van de typografie, die nauw samenhangt met de geschiedenis van de private press. De Zilverdistel bijvoorbeeld, bezat aanvankelijk geen eigen pers en was dus voor het zet- en drukwerk afhankelijk van derde partijen. Pas eind 1915 werd een eigen pers verworven, met – nog belangrijker – twee eigen lettertypen waarmee de uitgeverij aan haar boeken een geheel eigen stempel kon geven. Het belang van de typografie werd algemeen erkend, maar de wijze waarop zij vorm moest krijgen, was een veelvuldig punt van discussie. Slechts één ding stond vast, namelijk dat de typografie bovenal steeds de leesbaarheid moest dienen.
De typografische discussie kreeg navolging in diverse tentoonstellingen van voorbeelden van mooie boeken, waarmee de beoefenaren van de boekdrukkunst vooral wilden benadrukken dat hun vak niet voor niets een kunst heette. Dit resulteerde in 1920 in de oprichting van de eerste Nederlandse opleiding op dit gebied: de Vakschool voor Typografen in Utrecht. Gedurende de Tweede Wereldoorlog verdween echter het boek als voorwerp van bijzondere typografie om plaats te maken voor de 'onzichtbare' (onopvallende) typografie, die nu nog in gebruik is.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de Nederlandse boekenwereld snel en ingrijpend. Aan De Zilverdistel, in 1923 reeds overgegaan in de Kunera Pers, was al in 1942 een einde gekomen met de dood van diens initiatiefnemer. Het aantal uitgaven groeide in hoog tempo en al snel ontwikkelde zich de driedeling die we nu nog in het boekenvak kennen, namelijk de verdeling in educatieve, wetenschappelijke en algemene uitgaven (ook wel publieksboeken genoemd). Door technologische ontwikkelingen gingen de prijzen van boeken omlaag en de oplagen omhoog. Ook de sociale drempel van de boekhandel ging omlaag, een ontwikkeling die zich heeft doorgezet tot aan de huidige internetboekhandel. Deze groei hing samen met de de verbetering van de welvaart, de scholing en de hoeveelheid vrije tijd die men te besteden had, maar een en ander kan evenmin los worden gezien van de oprichting (1945) van de CPNB: Commissie voor de Collectieve Propaganda voor het Nederlandse boek.
Hoewel private presses nu weer het voorwerp van liefhebberij van een bibliofiele elite zijn, is er een grote verandering teweeggebracht, namelijk de scheiding van drukker (uitvoerend) en typograaf of vormgever, welke taken nu vaker bij kunstenaars liggen. Voor de oude private press uitgaven is echter nog steeds een vurige belangstelling, zoals wel blijkt uit de bijdrage van Lisa Kuitert. Daarnaast zijn er vele moderne initiatieven die de rol van de private press hebben overgenomen waar het gaat om het ontwikkelen en propaganderen van de Nederlandse typografische kunst.
De bijdragen in deze uitgave zijn goed op elkaar afgestemd en zowel qua inhoud als qua stijl vormt Het ideale boek een geheel. Een punt van kritiek is dat er weinig aandacht is voor de plaatsing van de Nederlandse ontwikkelingen in een internationale context. Hoewel in het eerste hoofdstuk de opkomst van de private press en de globale ontwikkelingen in verschillende landen worden beschreven, van Engeland en Frankrijk tot Amerika en Japan, wordt er in de resterende bijdragen slechts sporadisch en terloops aan de internationale context gerefereerd.
Het ideale boek zelf is prachtig vormgegeven en gebonden en doet haar inhoud eer aan. Voor de nieuwsgierige lezer zijn er gedetailleerde bronvermeldingen, een bibliografie en een lijst van alle private presses in Nederland toegevoegd. De Koninklijke Bibliotheek heeft bovendien een website geopend (www.kb.nl/privatepress) met een grote hoeveelheid achtergrondinformatie en beeldmateriaal, die de inhoud van het boek grotendeels dekt.

 
Cécile de Morrée
cvdemorree [a] gmail.com

 
Trefwoorden: Nederland, 19e-20e eeuw, Boekgeschiedenis, Boekdrukkunst, private press, Bibliofilie