Het ideale boek
(recensie: Cécile de Morrée)
Het ideale boek.
Honderd jaar private press in Nederland, 1910-2010 is het
resultaat van een samenwerking tussen de Koninklijke Bibliotheek en
Museum Meermanno, beide in Den Haag. In de winter van 2010-2011 was
in dit museum tevens een gelijknamige tentoonstelling te zien. Het
boek is een volwaardige publicatie, die ook los van de
tentoonstelling zeer nuttig en goed leesbaar is.
De uitgave focust op
het grafische aspect van (de zoektocht naar) het ideale boek. De
hoofdstukken zijn geschreven door verschillende auteurs, en nemen elk
een onderdeel van dit stukje Nederlandse boekgeschiedenis voor hun
rekening. Aan bod komen achtereenvolgens: `De identiteit van de
private press’ (Paul van Capelleveen, pp.8-18), `De opkomst van
de private press’ (Clemens de Wolf en Paul van Capelleveen,
pp.19-43), `De private press als ideaal’ (Paul van
Capelleveen, pp.44-99), verscheidene bijdragen over `Bibliofiele
series en clandestiene bijdragen’ (Sjoerd van Faassen, Kees
Thomassen, pp.100-135), `De private press als liefhebberij’
(Kees Thomassen en Clemens de Wolf, pp.136-185) en enkele bijdragen
die de private press in breder perspectief plaatsen (Lisa
Kuitert, Reinder Storm, Paul van Capelleveen, Marieke van Delft,
pp.186-234).
De introductie vangt,
zeer verstandig, aan met de vraag wat er nu precies onder private
press kan worden verstaan. Deze vraag blijkt genoeg stof op te
leveren om de hele introductie mee te vullen; er bestaat geen enkele
sluitende definitie van het begrip, eerder is het een afweging van
verschillende componenten die doorgaans samen voorkomen. Essentieel
zijn daarbij: het drukken van teksten met een algemeen doel, zonder
commerciële drijfveren, in kleine oplagen ten behoeve van een
selecte kring van trouwe verzamelaars. Aan de uitvoering en
vormgeving werd bovendien zeer veel aandacht besteed: uitgaven werden
vaak gedrukt op een eigen pers, in een exclusief lettertype op
handgemaakt papier, met speciale inkt en een eigen vignet.
Het drukken van
teksten in kleine luxe oplagen ontstond in Engeland, waar al in het
begin van de negentiende eeuw een bibliofiele verzamelwoede voor oude
en zeldzame teksten heerste. Dit was een uitvloeisel van de Romantiek
en kreeg met name vorm in besloten gezelschappen van voorname heren.
De teksten die in dit verband werden uitgegeven, waren dan ook alleen
bestemd voor de eigen leden van de kring. In de loop van de
negentiende eeuw gingen private press uitgaven ook tot andere
doelen dienen dan louter literair genoegen. De persen werden een
adellijk tijdverdrijf, een educatief instrument voor scholen en
universiteiten, een stichtelijk instrument voor missionarissen of
simpelweg een nuttig tijdverdrijf voor dames. Deze zeer verschillende
gebruikerscontexten leverden overigens evenzeer gemengde resultaten
op waar het gaat om de fraaiheid van het drukwerk.
In Nederland echter,
bestond er zelfs rond 1900 nog geen genootschap van bibliofielen, in
tegenstelling tot de omringende landen. De oprichting van de eerste
Nederlandse private press, De Zilverdistel, dateert pas uit
1909. De Zilverdistel formuleerde als haar missie het uitgeven van
zorgvuldig en mooi uitgegeven boeken en in een zeer beperkt aantal –
20 tot 100 exemplaren. Winstbejag was uitgesloten; de boeken werden
buiten de handel gehouden en waren slechts bestemd voor vrienden en
kennissen. In de praktijk betekende dit dat de uitgevers de kosten
betaalden, soms samen met de auteur(s). In tegenstelling tot de
meeste Engelse en Duitse persen gaf De Zilverdistel aanvankelijk
alleen contemporaine literatuur en poëzie uit. In de volgende
decennia ontstonden nog enkele andere Nederlandse private presses,
die echter in productiviteit ver achterbleven.
Het ideale boek
besteedt veel aandacht aan de geschiedenis van de typografie, die
nauw samenhangt met de geschiedenis van de private press. De
Zilverdistel bijvoorbeeld, bezat aanvankelijk geen eigen pers en was
dus voor het zet- en drukwerk afhankelijk van derde partijen. Pas
eind 1915 werd een eigen pers verworven, met – nog belangrijker –
twee eigen lettertypen waarmee de uitgeverij aan haar boeken een
geheel eigen stempel kon geven. Het belang van de typografie werd
algemeen erkend, maar de wijze waarop zij vorm moest krijgen, was een
veelvuldig punt van discussie. Slechts één ding stond vast,
namelijk dat de typografie bovenal steeds de leesbaarheid moest
dienen.
De typografische
discussie kreeg navolging in diverse tentoonstellingen van
voorbeelden van mooie boeken, waarmee de beoefenaren van de
boekdrukkunst vooral wilden benadrukken dat hun vak niet voor niets
een kunst heette. Dit resulteerde in 1920 in de oprichting van de
eerste Nederlandse opleiding op dit gebied: de Vakschool voor
Typografen in Utrecht. Gedurende de Tweede Wereldoorlog verdween
echter het boek als voorwerp van bijzondere typografie om plaats te
maken voor de 'onzichtbare' (onopvallende) typografie, die nu nog in
gebruik is.
Na de Tweede
Wereldoorlog veranderde de Nederlandse boekenwereld snel en
ingrijpend. Aan De Zilverdistel, in 1923 reeds overgegaan in de
Kunera Pers, was al in 1942 een einde gekomen met de dood van diens
initiatiefnemer. Het aantal uitgaven groeide in hoog tempo en al snel
ontwikkelde zich de driedeling die we nu nog in het boekenvak kennen,
namelijk de verdeling in educatieve, wetenschappelijke en algemene
uitgaven (ook wel publieksboeken genoemd). Door technologische
ontwikkelingen gingen de prijzen van boeken omlaag en de oplagen
omhoog. Ook de sociale drempel van de boekhandel ging omlaag, een
ontwikkeling die zich heeft doorgezet tot aan de huidige
internetboekhandel. Deze groei hing samen met de de verbetering van
de welvaart, de scholing en de hoeveelheid vrije tijd die men te
besteden had, maar een en ander kan evenmin los worden gezien van de
oprichting (1945) van de CPNB: Commissie voor de Collectieve
Propaganda voor het Nederlandse boek.
Hoewel private
presses nu weer het voorwerp van liefhebberij van een bibliofiele
elite zijn, is er een grote verandering teweeggebracht, namelijk de
scheiding van drukker (uitvoerend) en typograaf of vormgever, welke
taken nu vaker bij kunstenaars liggen. Voor de oude private press
uitgaven is echter nog steeds een vurige belangstelling, zoals wel
blijkt uit de bijdrage van Lisa Kuitert. Daarnaast zijn er vele
moderne initiatieven die de rol van de private press hebben
overgenomen waar het gaat om het ontwikkelen en propaganderen van de
Nederlandse typografische kunst.
De bijdragen in deze
uitgave zijn goed op elkaar afgestemd en zowel qua inhoud als qua
stijl vormt Het ideale boek een geheel. Een punt van kritiek
is dat er weinig aandacht is voor de plaatsing van de Nederlandse
ontwikkelingen in een internationale context. Hoewel in het eerste
hoofdstuk de opkomst van de private press en de globale
ontwikkelingen in verschillende landen worden beschreven, van
Engeland en Frankrijk tot Amerika en Japan, wordt er in de resterende
bijdragen slechts sporadisch en terloops aan de internationale
context gerefereerd.
Het ideale boek
zelf is prachtig vormgegeven en gebonden en doet haar inhoud eer aan.
Voor de nieuwsgierige lezer zijn er gedetailleerde bronvermeldingen,
een bibliografie en een lijst van alle private presses in
Nederland toegevoegd. De Koninklijke Bibliotheek heeft bovendien een
website geopend (www.kb.nl/privatepress) met een grote hoeveelheid
achtergrondinformatie en beeldmateriaal, die de inhoud van het boek
grotendeels dekt.
Cécile de
Morrée
cvdemorree
[a] gmail.com
Trefwoorden: Nederland,
19e-20e eeuw, Boekgeschiedenis, Boekdrukkunst,
private press, Bibliofilie