Straffen in de Middeleeuwen
 (recensie: Aron de Vries)
    In de late middeleeuwen  en de vroegmoderne tijd werd ter compensatie van een gebrekkige  opsporingstechniek de tortuur toegepast. Middels de ‘scherpe  examinatie’ of het ‘pijnen op de pijnbanc’, werden verdachten  gedwongen tot een, veelal belastende, getuigenis.  Het gezegde ‘de  duimschroeven aanhalen’ doet hieraan nog herinneren. En op misdaad  volgt natuurlijk straf. De beul, ook wel aangeduid als ‘scerpcock’,  ‘galgemeester’ of ‘bloedrechter’, werd ingezet om misdadigers  op te hangen, te onthoofden, levend te begraven, te brandmerken of te  radbraken. De vele overgebleven martelwerktuigen, bijvoorbeeld te  zien in de Gevangenpoort in Den Haag, doet ons griezelen en geeft ons  tevens een prettig gevoel in de huidige tijd te leven. Het beeld van  dit duistere verleden wordt in Straffen in de Middeleeuwen  terecht sterk genuanceerd.
Neem bijvoorbeeld de  tortuur. Burgemeester en rechtsgeleerde Filips Wielant meende dat de  pijnbank slechts na een vonnis van de rechtbank gebruikt mocht  worden. De rechters dienden eerst zelf de verdachte te verhoren.  Tevens moest het gaan om een kapitaal misdrijf en er moesten sterke  aanwijzingen zijn van schuld. Het was niet zo dat iemand die klappen  had uitgedeeld op het marktplein, diende te vrezen om gefolterd te  worden. En het gerecht kon een heel scala aan straffen uitspreken,  van dood- en lijfstraffen tot schandestraffen, waarbij een  veroordeelde te kijk werd gesteld, verbanning of het opleggen van een  bedevaart.
Over die laatste straf  heeft Jan van Herwaarden een aardige bijdrage geleverd in dit  themanummer (pag. 241-249). Hierbij diende de misdadiger het  rechtsgebied te verlaten, zodat de kans op recidive of wraak was  weggenomen. Tevens bood het de veroordeelde de kans op contemplatie  op thema’s als zonde en schuld en boete. In vergelijking met de  dood- en lijfstraffen lijkt dit een peulenschil, maar dit werd in de  middeleeuwen waarschijnlijk niet zo ervaren. Bij verbanning of  opgelegde bedevaart moest de veroordeelde de veiligheid van de  gemeenschap verlaten. Het betekende in feite uitstoting en daarmee  kwetsbaarheid en een gevoel van machteloosheid.
Het themanummer bevat  een interessant artikel van Han Nijdam over Oudfriese boeteregisters  (pag. 195-205). Hierin kan men aflezen hoeveel smartengeld iemand  moest betalen bij doodslag of verminking van een ander. Op elk  denkbaar onderdeel van het menselijk lichaam was een prijs geplakt.  Dat ging van een ontsierend litteken in het gezicht tot een  uitgeslagen tand, waarbij nog meetelde of de wortel van de tand was  blijven zitten of niet. Ook vandaag de dag krijgen mensen  smartengeld, waarbij het draait om compensatie, erkenning en  genoegdoening. Nijdam eindigt zijn artikel met de ironische  vaststelling: “We missen echter  tegenwoordig de verfijnde  meetinstrumenten die de middeleeuwse Fries had om iemands belichaamde  eer te meten. Wat een verlies!” (p.204).
Verder treffen we in  het themanummer een artikel aan van Peter Paalvast met de fijnzinnige  titel `Ik vrees dat we u even pijn moeten gaan doen’( pag. 211-219)  over de tortuur en een bijdrage van Guy Geltner over het leven in de  middeleeuwse gevangenis (pag. 220-229). Jos Koldeweij gaat in op het  tekenen of merken van veroordeelden of buitengesloten mensen, waarbij  hij kijkt naar een afbeelding van een veroordeeld vrouwtje in de  marge van het getijdenboek van Katherina van Kleef (pag. 232-240).  Adriaan Gaastra gaat in op vroegmiddeleeuwse biechtvoorschriften over  het opleggen van boetes (pag. 252-261), terwijl Clara Strijbosch het  themanummer besluit met een bijdrage over de bestraffing in het  hiernamaals die volgde na de dood (pag.262-270). Strijbosch  analyseerde hiervoor de Reis van Sint Brandaan, waarin de  heilige Brandaan een reis maakt langs de hemel, een aantal helse  oorden en de wachtkamers tussen hemel en hel. In dit geschrift werd  de onrechtvaardige rechter door de hemelse rechter veroordeeld tot de  hel.
Als  u mij de woordspeling wilt vergeven, het was geen straf om dit  themanummer te lezen. Niet alleen bevat het een aantal boeiende  bijdragen, maar ook roept het de lezer op te bezien wat er in de loop  der tijd veranderd, verbeterd of mogelijk zelfs verslechterd is in de  omgang met misdaad en straf. Deze vergelijking tussen de middeleeuwen  en de huidige tijd vind je bij vele auteurs en maakt het themanummer  spannend. Daarnaast verdient ook de mooie vormgeving lof.
 
Drs.Aron de Vries
 
Trefwoorden: Nederland,  Middeleeuwen, Strafrecht, Tortuur, Boetbedevaarten, Hel en hemel