Archeologie van de Tweede Wereldoorlog in Overijssel
(recensie: F. Vogelzang)
Het erfgoed van de
Tweede Wereldoorlog is in de mode. Nu was die oorlog natuurlijk al
lange tijd de meest bestudeerde periode uit onze geschiedenis, wat
blijkt uit de tientallen studies die nog ieder jaar over dit
onderwerp verschijnen, maar het onderzoek naar de fysieke
overblijfselen stond minder in de schijnwerpers dan zaken als
bezetting, jodenvervolging, verzet en collaboratie. Sinds enige tijd
is er een leerstoel over het erfgoed van deze oorlog en in Overijssel
heeft men nu een jaarboek gewijd aan de bijdrage die de archeologie
kan leveren aan de bestudering van de periode 1940-45.
De archeoloog Ruurd
Kok opent met een overzicht. Hij inventariseert de soorten locaties
die samenhangen met de oorlogsjaren en waar archeologie een rol kan
spelen. Veel plaatsen hebben een relatie met gevechtshandelingen.
Rond de Nederlandse verdedigingslinies zoals de IJssel zijn veel
overblijfselen van fortificaties, loopgraven, bunkers en
geschutsstellingen te vinden. Later heeft ook de bezetter
verschillende militaire locaties ingericht, zoals vliegvelden,
artillerie- en raketopstellingen, soldatenonderkomens en
munitieopslagplaatsen. Een groot aantal van deze plaatsen was al
bekend uit het overvloedige beeldmateriaal, de mondelinge
overlevering en de vele archiefbronnen. De archeologie voegt daar
vooral meer inzicht in de militaire praktijk en het dagelijks leven
van de soldaten aan toe. Er zijn nogal wat gebruiksvoorwerpen
gevonden en ook wordt duidelijk, in hoeverre de officiële
bouwtekeningen daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Juist door de
tastbaarheid van de locatie wordt de ‘beleving’ van de oorlog
dieper.
Bart Vermeulen werkt
Deventer als een soort casestudy uit. Hij lokaliseert door
bodemonderzoek de exacte plaatsen van loopgraven en
geschutsopstellingen. Daaromheen worden ook veel gebruiksvoorwerpen
aangetroffen. Dat niet alleen, ook zit er nog veel munitie in de
grond. Dat blijkt ook uit de bijdrage van Michael Klomp over Zwolle.
Het is gevaarlijk graven op plekken waar gevochten is, artillerie
stond, munitie werd bewaard, gebruikt of bij kerende kansen is
gedumpt. Dat betekent voorzichtig opereren en soms zelfs afzien van
bodemonderzoek wegens gevaar voor lijf en leden.
Een bijzonder soort
locaties zijn de door de Duitsers ingerichte gevangenkampen. Daar
zijn vaak nog resten van te vinden, resten die niet alleen een
historische, maar ook een grote emotionele betekenis hebben. Nogal
eens worden hier dan ook monumenten opgericht om de herinnering
levendig te houden.
Ondanks de titel van
deze bundel zijn er ook artikelen opgenomen die niet zozeer over de
betekenis van archeologie bij onderzoek gaan, maar een meer algemeen
beeld van de oorlog schetsen. Die artikelen zijn dienstig als
achtergrondverhaal, maar voegen minder toe aan kennis over de
praktische toepassing van archeologie en de meerwaarde van
bodemonderzoek bij de bestudering van de Tweede Wereldoorlog. Ook op
een andere manier gaat de bundel ‘buiten zijn boekje’. Nogal eens
wordt het verhaal tot de Koude Oorlog doorgetrokken. Dat is enerzijds
logisch, omdat het ook over oorlogserfgoed gaat en vaak wordt
voortgeborduurd op de rol die bepaalde locaties hadden tijdens de
wereldoorlog, maar anderzijds is het toch een heel ander verhaal en
verwacht de lezer dat niet in dit boek.
De artikelen zijn over
het algemeen goed leesbaar, al schemert hier en daar nog het
opsommerige van de onderliggende archeologische rapportage door. Het
erfgoed van de oorlog blijkt in ieder geval letterlijk een vruchtbare
voedingsgrond te hebben.
Dr.Fred Vogelzang
Trefwoorden: Nederland,
Overijssel, 20e eeuw, Tweede Wereldoorlog, Archeologie,
Erfgoed