Het geloof dat inzicht zoekt
Religieuzen en de wetenschap
Joep van Gennip en Marie-Antoinette Th. Willemsen
9789087041816 pp, € 23,-
isbn/issn: 228
Uitgave i.s.m. stichting Echo uit Arnhem; Reeks Metamorfosen, Studies religieuze geschiedenis, deel IX, geïllustreerd.

Het geloof dat inzicht zoekt

(recensie: Paul Hendriks)
De titel van deze bundel ‘Het geloof dat inzicht zoekt’, fides quaerens intellectum, is een uitspraak van de scho­lastieke theoloog Anselmus van Canterbury (1033-1109), die de dubbelzinnige houding weerspiegelt van de katholieke kerk tot de wetenschap. De bijdragen in deze bundel hebben allen, op een na, echter betrekking op de 19e en 20e eeuw. Het is waar dat de Moederkerk een vaak zelfs ronduit repressieve houding ten aanzien van wetenschap had, zeker tijdens de late Middeleeuwen en de Reformatie. Door de eeuwen heen heeft de kerk de wetenschapsbeoefening gestimuleerd, maar even zo vaak ook afgeremd of zelfs tegengewerkt, wanneer het eigen dogmatische gedachte­goed in gevaar dreigde te komen. In de behandelde periode zit de kerk in een grote spagaat. De ontwikkelingen met betrekking tot tekstkritiek en professionalisering van sociale wetenschappen, archeologie en geschiedenis maken dat de kerk zich bedreigd voelt, en de bijbel dreigt aan kritisch bronnenonderzoek en tekstkritiek onderworpen te worden.
Het Vaticaan leidde in eerste instantie jonge en getalenteerde priesters op die de waarheid van de bijbel en de grondslagen van de kerk moesten aantonen. Al snel bleek echter dat deze zogeheten Modernisten vanwege hun wetenschappelijke scholing juist de grondslagen van het geloof ter discussie stelden. De Modernisten werden dan ook in de ban gedaan en hun geschriften op de zwarte lijst geplaatst. Deze gebeurtenissen, rond 1900, hadden grote gevolgen voor wetenschapsbeoefenaren binnen de kerk, waar ook ter wereld, dus ook in Nederland. In deze publicatie staat dit spanningsveld centraal en wordt de rol die orden en congregaties in de negentiende en twintigste eeuw daarin speelden, belicht.
De bundel opent met twee bijdragen waarin de verhouding van de Neder­landse dominicanen en franciscanen tot wetenschap en universiteit wordt verkend. Het thema wordt verder ontwikkeld vanuit diverse invalshoeken en wetenschappelijke deelgebieden waarin religieu­zen een prominente rol hebben gespeeld: geschied­schrijving en historiografie, missiologie, exacte wetenschappen, antropologie en de godsdienstso­ciologie. Vanuit mijn eigen aandachtsgebied ben ik extra geïnteresseerd in het artikel van Joep van Gennip ( 45 – 68) getiteld `Gevangen in twee werelden. De bijdrage van de jezuïeten aan de geschiedwetenschappen tussen 1850 en 1967’. De conclusie van Van Gennip is dat de jezuïetenhistorici kinderen van hun tijd waren, die in de 19e eeuw, terwijl de katholieken in Nederland zich volop emancipeerden, de toga van Fruin poogden te dragen met een eigentijdse werkwijze en onderwerpkeuze, maar tegelijkertijd te maken hadden met de richtlijnen van de Moederkerk. Dat betekende in de praktijk dat zij zich wel op bronnen baseerden, maar deze selecteerden en interpreteerden vanuit de positie van de zich emanciperende katholieken in dit land. Van Gennip signaleert overigens wel een voortschrijdend inzicht in de loop der tijd, waardoor er uiteindelijk kritischer en objectiever gesproken werd over personen als Maarten Luther. “De blijvende inbreng van de Nederlandse jezuïetenhistorici aan de geschiedwetenschappen, bekeken over de periode 1850 – 1967, moet in de eerste plaats dan ook niet worden gezocht in de objectieve analyse en synthese van historische feiten maar vooral op het terrein van bronnenontsluiting”, aldus de auteur van deze bijdrage op pagina 63.
De bijdragen zijn enigszins specialistisch, maar bieden een mooie inkijk in een belangrijk aspect van de religieuze geschiedenis van de katholieken in Nederland.

 
Drs. Paul Hendriks

 
Trefwoorden:
Nederland, 19e eeuw, 20e eeuw, Kerkgeschiedenis, Jezuïeten, Wetenschapsgeschiedenis