Het Saramacca project
Een plan van joodse kolonisatie in Suriname 1946 – 1956
Alexander Heldring
349 pp, € 35,-
isbn/issn: 9789087042073
Geïllustreerd

Het Saramacca project

(recensie: Paul Hendriks)
Op 25 november 2010 promoveerde Alexander Heldring aan de Rijksuniversiteit Groningen bij Professor Bosscher. Alexander Heldring (Amsterdam, 1939) studeerde rechten aan de Universiteit Leiden. Heldring was ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden in Burkina Faso, Niger, Ghana, Togo en Benin. In zijn meer dan dertigjarige carrière in de diplomatieke dienst was hij ook actief in Polen, België (NAVO), de Verenigde Staten, Zwitserland (Verenigde Naties) en Suriname.
Het onderwerp van zijn dissertatie betreft het naoorlogse project dat er enige tijd geweest is om ontheemde Joden een thuis te bieden in de Nederlandse kolonie Suriname. Doordat hij in zijn werkzame leven als diplomaat op talloze plaatsen gediend heeft die met dit project verband houden en omdat hij van huis uit jurist is, beschikt Heldring over een unieke kijk op het beschikbare archiefmateriaal. Het feit dat hij geen professioneel historicus is, weerhoudt hem er niet van om een zeer gedegen historisch werkstuk af te leveren.
Chronologisch en verdeeld over een zestal hoofdstukken wordt de lezer stap voor stap door het meersporig verloop van de voorgeschiedenis, totstandkoming en mislukking van het zogeheten Saramacca project geleid.
De voorgeschiedenis frist ons geheugen op ten aanzien van het ontstaan van het zionisme en het streven naar een eigen joodse staat. In het eerste hoofdstuk wordt eveneens stilgestaan bij enkele andere vooroorlogse initiatieven voor het stichten van een joodse staat of de aanwijzing van een gebied waar Europese joden heen gestuurd zouden kunnen worden: Madagaskar bijvoorbeeld, maar ook het Guyana-plan van Ir. Mussert uit 1938. Vlak na de tweede wereldoorlog werd de Nederlandse regering benaderd door een groep uit de Verenigde Staten. Van 1946 tot 1948 onderhandelde een Amerikaans-joodse organisatie, de Freeland League, met de Nederlandse en Surinaamse regeringen over de vestiging in Suriname van 30.000 joodse ontheemden uit Europa. Na een aanvankelijk positieve opstelling zetten beide regeringen de onderhandelingen stop: de Nederlandse regering vreesde dat zich onder de joodse immigranten uit Centraal- en Oost-Europa veel ‘communistische infiltranten’ zouden bevinden.
Voormalig ambassadeur Alexander Heldring zet in zijn proefschrift de redenen waarop het plan afketste op een rij en toont aan waarom die merendeels op misvattingen berustten. Misvattingen bijvoorbeeld als het gerucht dat de Freeland League een groot stuk land in Suriname wilde kopen en de bewoners daaruit verwijderen. Maar de angst voor communistische infiltranten was uiteraard ook grotelijks overtrokken. De joden die in Suriname gevestigd zouden worden, zouden Surinaamse onderdanen worden, maar wel zoveel mogelijk hun eigen joodse cultuur en Jiddische taal behouden. Voor de Freeland League was vestiging in Palestina geen onmiddellijke optie, omdat zij, in tegenstelling tot de zionisten, niet naar het creëren van een onafhankelijke joodse staat streefde. Eind juni 1947 stemden de Staten van Suriname in principe ermee in om 30.000 joodse immigranten in Suriname toe te laten. Deze zouden zich vestigen in het Saramaccadistrict, ten westen van Paramaribo.
Er was echter veel tegenstand van zionistische zijde. Zolang Palestina onder Brits mandaat stond en de Britten massale joodse immigratie uit Europa belemmerden, zou Suriname immers als een aanvaardbaar alternatief voor een toevluchtsoord voor joodse ontheemden kunnen dienen. Ook de creoolse Nationale Partij Suriname (NPS) verzette zich tegen het plan. De NPS was bang voor mogelijke politieke en economische overheersing door de joodse immigranten. Na een aanvankelijk positieve opstelling besliste de Nederlandse regering dat het plan niet door mocht gaan. Kort na de stichting van Israël (mei 1948) en onder Nederlandse druk besloten de Staten de onderhandelingen over de joodse immigratie ‘op te schorten’. Dit betekende in feite ‘stopzetten’. Nog tot begin 1956 heeft de Freeland League geprobeerd de onderhandelingen te heropenen, doch vergeefs.
Dit boek is de handelseditie van het proefschrift van de heer Heldring. Het leest als een spannend jongensboek en het leert ons dat de Nederlandse regering, althans een of meer ambtenaren bij Buitenlandse zaken, bij aanvang van de koude oorlog vromer waren dan de Paus en daardoor voorop liepen bij het tegenwerken van de Communistische Internationale. Een samenloop van omstandigheden maakte dat het Saramacca project gedoemd was te mislukken: het ontstaan van de staat Israël, de vrees voor communistische infiltranten en racistische motieven uit Suriname zelf. Heldring heeft een onbekende kwestie met veel flair voor het voetlicht gebracht en daardoor een interessante inkijk geboden in de ambtenarij en diplomatie van het eerste naoorlogse decennium.

 
Drs. Paul Hendriks

 
Nederland, Suriname, Saramacca Project, Tweede Wereldoorlog, Koude oorlog, Zionisme, Joden, Antisemitisme, Israël, Communisme.