Het Saramacca project
(recensie: Paul Hendriks)
Op
25 november 2010 promoveerde Alexander Heldring aan de
Rijksuniversiteit Groningen bij Professor Bosscher. Alexander
Heldring (Amsterdam, 1939) studeerde rechten aan de Universiteit
Leiden. Heldring was ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden
in Burkina Faso, Niger, Ghana, Togo en Benin. In zijn meer dan
dertigjarige carrière in de diplomatieke dienst was hij ook actief
in Polen, België (NAVO), de Verenigde Staten, Zwitserland (Verenigde
Naties) en Suriname.
Het
onderwerp van zijn dissertatie betreft het naoorlogse project dat er
enige tijd geweest is om ontheemde Joden een thuis te bieden in de
Nederlandse kolonie Suriname. Doordat hij in zijn werkzame leven als
diplomaat op talloze plaatsen gediend heeft die met dit project
verband houden en omdat hij van huis uit jurist is, beschikt Heldring
over een unieke kijk op het beschikbare archiefmateriaal. Het feit
dat hij geen professioneel historicus is, weerhoudt hem er niet van
om een zeer gedegen historisch werkstuk af te leveren.
Chronologisch
en verdeeld over een zestal hoofdstukken wordt de lezer stap voor
stap door het meersporig verloop van de voorgeschiedenis,
totstandkoming en mislukking van het zogeheten Saramacca project
geleid.
De
voorgeschiedenis frist ons geheugen op ten aanzien van het ontstaan
van het zionisme en het streven naar een eigen joodse staat. In het
eerste hoofdstuk wordt eveneens stilgestaan bij enkele andere
vooroorlogse initiatieven voor het stichten van een joodse staat of
de aanwijzing van een gebied waar Europese joden heen gestuurd zouden
kunnen worden: Madagaskar bijvoorbeeld, maar ook het Guyana-plan van
Ir. Mussert uit 1938. Vlak na de tweede wereldoorlog werd de
Nederlandse regering benaderd door een groep uit de Verenigde Staten.
Van 1946 tot 1948 onderhandelde een Amerikaans-joodse organisatie, de
Freeland
League,
met de Nederlandse en Surinaamse regeringen over de vestiging in
Suriname van 30.000 joodse ontheemden uit Europa. Na een aanvankelijk
positieve opstelling zetten beide regeringen de onderhandelingen
stop: de Nederlandse regering vreesde dat zich onder de joodse
immigranten uit Centraal- en Oost-Europa veel ‘communistische
infiltranten’ zouden bevinden.
Voormalig
ambassadeur Alexander Heldring zet in zijn proefschrift de redenen
waarop het plan afketste op een rij en toont aan waarom die
merendeels op misvattingen berustten. Misvattingen bijvoorbeeld als
het gerucht dat de Freeland
League
een groot stuk land in Suriname wilde kopen en de bewoners daaruit
verwijderen. Maar de angst voor communistische infiltranten was
uiteraard ook grotelijks overtrokken. De joden die in Suriname
gevestigd zouden worden, zouden Surinaamse onderdanen worden, maar
wel zoveel mogelijk hun eigen joodse cultuur en Jiddische taal
behouden. Voor de Freeland
League
was vestiging in Palestina geen onmiddellijke optie, omdat zij, in
tegenstelling tot de zionisten, niet naar het creëren van een
onafhankelijke joodse staat streefde. Eind juni 1947 stemden de
Staten van Suriname in principe ermee in om 30.000 joodse immigranten
in Suriname toe te laten. Deze zouden zich vestigen in het
Saramaccadistrict, ten westen van Paramaribo.
Er
was echter veel tegenstand van zionistische zijde. Zolang Palestina
onder Brits mandaat stond en de Britten massale joodse immigratie uit
Europa belemmerden, zou Suriname immers als een aanvaardbaar
alternatief voor een toevluchtsoord voor joodse ontheemden kunnen
dienen. Ook de creoolse Nationale Partij Suriname (NPS) verzette zich
tegen het plan. De NPS was bang voor mogelijke politieke en
economische overheersing door de joodse immigranten. Na een
aanvankelijk positieve opstelling besliste de Nederlandse regering
dat het plan niet door mocht gaan. Kort na de stichting van Israël
(mei 1948) en onder Nederlandse druk besloten de Staten de
onderhandelingen over de joodse immigratie ‘op te schorten’. Dit
betekende in feite ‘stopzetten’. Nog tot begin 1956 heeft de
Freeland
League
geprobeerd de onderhandelingen te heropenen, doch vergeefs.
Dit boek is de
handelseditie van het proefschrift van de heer Heldring. Het leest
als een spannend jongensboek en het leert ons dat de Nederlandse
regering, althans een of meer ambtenaren bij Buitenlandse zaken, bij
aanvang van de koude oorlog vromer waren dan de Paus en daardoor
voorop liepen bij het tegenwerken van de Communistische
Internationale. Een samenloop van omstandigheden maakte dat het
Saramacca project gedoemd was te mislukken: het ontstaan van de staat
Israël, de vrees voor communistische infiltranten en racistische
motieven uit Suriname zelf. Heldring heeft een onbekende kwestie met
veel flair voor het voetlicht gebracht en daardoor een interessante
inkijk geboden in de ambtenarij en diplomatie van het eerste
naoorlogse decennium.
Drs.
Paul Hendriks
Nederland,
Suriname, Saramacca Project, Tweede Wereldoorlog, Koude oorlog,
Zionisme, Joden, Antisemitisme, Israël, Communisme.