Lampas, tijdschrift voor classici, 43 (2010)
(recensie: Diane Spelbos)
Lampas
is een tijdschrift voor degenen die zich beroepshalve met de
klassieke oudheid bezighouden. Het doel is een brug te slaan tussen
de wetenschappelijke beoefening van de Griekse en Latijnse taal- en
letterkunde, filosofie, geschiedenis en archeologie enerzijds en de
lespraktijk van de vakken Grieks, Latijn en Klassieke Culturele
Vorming in het voortgezet onderwijs anderzijds. Deze uitgave is
samengesteld door Vincent Hunink, universitair docent Latijn en
Vroegchristelijk Grieks en Latijn aan de Radboud Universiteit
Nijmegen, Hans van Reisen, studiesecretaris bij het Augustijns
Instituut te Eindhoven en Paul van Geest, hoogleraar Augustijnse
studies aan de Universiteit van Tilburg en de Vrije Universiteit in
Amsterdam. In dit themanummer staat Aurelius Augustinus en zijn
belang voor het onderwijs centraal.
Augustinus bisschop
van Hippo (354-430) kan wel gezien worden als de belangrijkste
kerkvader, wiens invloed op het westerse denken nog altijd te
herkennen is. Hij heeft niet alleen de grondslagen gelegd voor het
filosofisch denken over God maar ook een basis gelegd voor goed
leraarschap. Niet zo gek dus dat Lampas een nummer aan deze
bisschop heeft gewijd. In elf artikelen van verschillende auteurs
wordt duidelijk gemaakt wat Augustinus betekent voor het onderwijs,
het centrale onderwerp van deze uitgave. De twaalfde bijdrage, van
gastredacteur Hans van Reisen, wijst ons de weg in de vele
publicaties over hem (´Verder lezen´ pp. 429-431).
Drie bijdragen zijn
gewijd aan de Confessiones. Hierin verhaalt Augustinus over
zijn jeugd en zijn leerproces op weg naar bekering. Ineke Sluiter
toont ons in ‘Aanstekelijke verhalen’ (pp. 308-326) de
wijze waarop Augustinus zijn leven, zijn jeugdzondes en de mensen om
hem heen die hem de weg naar het goede hebben getoond, heeft
opgenomen in de Belijdenissen. Het doel van deze dertien boeken was
niet een letterlijke autobiografie te schrijven maar een
gereconstrueerd verhaal waarin vooral de levenslessen die tot zijn
bekering hebben geleid als leidraad dienden.
Augustinus stond
bekend als een zeer belezen man, die te rade ging bij zijn illustere
voorgangers onder wie Vergilius en Cicero, ook al waren zij geen
christenen (´Zilver en goud uit Egypte, Augustinus’ omgang met
de klassieken´ van Jan den Boeft, pp. 295-307). En, op zijn
beurt dient hij weer als bron van studie voor moderne filosofen. Bert
Blans behandelt in ´Augustinus en moderne filosofen` (pp.
385-396) de invloed die de kerkvader heeft gehad op onder andere
Martin Heidegger, Hannah Arendt, Jacques Derrida en Jean-François
Lyotard. Zij wijzen weliswaar het platonisme en de christelijke
oriëntatie van Augustinus af maar zijn bewonderaars van zijn
retorische stijl. Andere filosofen zoals Jean-Louis Chrétien en Jean
Luc Marion daarentegen, hebben zich wel bezig gehouden met de
inhoudelijke kant van de geschriften van Augustinus. De eerste heeft
zich verdiept in de samenhang tussen zoeken en vinden, een
fundamenteel thema in Augustinus’ teksten. De tweede gaat in op de
Gods-problematiek.
De link met het
onderwijs wordt vanuit verschillende invalshoeken duidelijk gemaakt.
Anthony Dupont belicht in ´Onderwijzen en onderwezen worden,
Augustinus als predikant´ (pp. 363-372) hoe de bisschop zich
toelegde op het gebruik van pakkende en eenvoudige taal. Hij bereidde
zijn preken niet schriftelijk voor maar improviseerde. Door verbanden
te leggen tussen de Heilige Schrift en het dagelijks bestaan wist hij
boeiende betogen met verrassende wendingen te geven. Zijn preken zijn
bewaard gebleven doordat het gebruikelijk was dat notarii,
snelschrijvers, ze ter plaatse optekenden. Met zijn levendige stijl
wist hij in te spelen op zijn publiek, dat in groten getale kwam
luisteren. Ondanks zijn succes bezag hij zijn taak als predikant
vooral met nederigheid. Hij was slechts een dienaar van God, die Zijn
woord verkondigde, niet dat van de predikant.
Paula Rose toont in
´Een retourtje Hades. Lesmateriaal rond Augustinus voor Latijn
en KCV´ (pp. 407-419) dat in onze seculiere maatschappij deze
vroegchristelijke leefwereld wel degelijk interessant kan zijn. Zij
doet verslag van het gebruikte lesmateriaal, waarbij het
Curma-verhaal van Augustinus als kerntekst is gebruikt. Dit
verhaal gaat over een doodzieke man die tijdens een
bijna-doodervaring zowel levenden als doden zag. Het gegeven van een
bijna doodervaring is nog altijd actueel, waardoor aan de hand van
dit verhaal verschillende invalshoeken konden worden opgenomen in het
lesmateriaal. Zowel de historische context, de retorica als de
tijdloosheid van het thema komen aan bod in de lessenserie, die met
succes is gegeven aan de vijfde klas van het Bonifatiuscollege in
Utrecht.
Deze thema-editie is
helder van opbouw en gaat van Augustinus als leerling naar leraar en
vertelt hoe de bisschop van Hippo nog altijd zowel jonge leerlingen
als hedendaagse filosofen weet te boeien. Niet alle bijdragen zijn
even vernieuwend en hier en daar zijn er overlappen. Zo komt het
verhaal van de perendiefstal uit de Confessiones meerdere
malen voor. Toch blijkt met deze uitgave dat Augustinus in de 21ste
eeuw nog net zo fascinerend is als in zijn eigen tijd.
Diane Spelbos
Trefwoorden: Late Oudheid, Augustinus, Kerkgeschiedenis, Pedagogiek