Samuel Naeranus (1582-1641) en Johannes Naeranus (1608-1691)
(recensie: Philip M. Bosscher)
Deze Groningse
dissertatie betreft leven en werk van twee reformatorische theologen
van Nederlandse afkomst, vader en zoon, die in Europa actief waren
in de 17e eeuw. Zij kunnen beschouwd worden als erflaters van het
vrijzinnig protestantisme en worden heden ten dage ook nog als
zodanig in ere gehouden door degenen die zich - bij voorbeeld als
sympathisanten met de Zwinglibond - als hun geestverwanten
beschouwen en van wie niet weinigen het financieel mogelijk hebben
gemaakt, de uitgave van dit boek in kloeke en geacheveerde vorm te
verwezenlijken.
Naeranus père
behoorde tot de voortrekkers onder de militante Remonstranten in de
Nederlandse Republiek, toen deze tijdens Prins Maurits als Stadhouder
van Holland voor hun plaats onder de zon moesten vechten. Na een
peregrinatio academica die hem naar Saumur en Sedan voerde,
is hij predikant geweest te Amersfoort en heeft hij ook áls opposant
tegen de bovendrijvende partij in de Dordtse Synode een niet al
te zware periode van ballngschap beleefd te Danzig, waar toentertijd
kennelijk een bepaald zeer tolerant geestelijk klimaat heerste. Begin
jaren 1630 te Amersfoort teruggekeerd, fungeerde hij daar opnieuw
als predikant en waarschijnlijk ook als docent aan de Latijnse
School.
Wanneer men kennis
neemt van het leven van zijn zoon Johannes valt in de eerste plaats
op dat dit aanmerkelijk rustiger verlopen is dan dat van zijn vader
en als het ware illustreert hoe de Remonstranten na Maurits’ dood
misschien wel een voor sommigen enigszins suspecte maar toch
alleszins gedulde minderheid in het rijk geschakeerde religieuze
landschap van het gewest Holland waren gaan vormen. Johannes heeft
zonder grote problemen met de wereldlijke overheid lange jaren de
remonstrantse gemeente van Oude Wetering kunnen leiden en als
docent een bescheiden bijdrage kunnen leveren aan de opleiding van
voorgangers in wat inmiddels de Remonstrantse Broederschap werd
genoemd.
Van leven en bedrijf
van vader en zoon weten wij vrij veel, doordat van hen een niet
onaanzienlijke schriftelijke nalatenschap bewaard is gebleven in de
vorm van door hen geschreven en aan hen gerichte brieven alsmede
alba amicorum. Het merendeel van dit materiaalbevindt
zich in Nederlandse collecties of is van hieruit vrij gemakkelijk
bereikbaar.
Dit materiaal was voor
Visser voldoende om vader en zoon Naeranus (ik heb de indruk
gekregen dat Samuel stellig de meest begaafde van beiden geweest is)
overtuigend neer te zetten als pleitbezorgers voor verdraagzaamheid,
in het bijzonder jegens degenen die zij plachten aan te duiden als
de ‘Poolse Broeders’: de zogeheten Unitariërs, die vanwege hun
afwijzen van de idee van de Drieëenheid door vele andere christenen
werden gewantrouwd en zelfs in meer of mindere mate
gediscrimineerd.
Voor de hedendaagse
lezer die niet bijzonder op de hoogte is van het 17e-eeuwse
geestesleven lijkt dit boek mij vooral interessant, omdat men eruit
kan ervaren hoe geleerden zelfs vanuit een soms min of meer
gemarginaliseerde situatie toch in staat waren om via internationale
contacten een persoonlijk netwerk op te bouwen. Daarbij was conditio
sine qua non beheersing van het Latijn.Dat is een vaardigheid
die heden ten dage zeldzaam geworden is . Daarom zal menig lezer
verheugd zijn dat de vele in dit boek weergegeven Latijnse brieven
dan wel brieffragmenten in het Nederlands zijn geciteerd.
Dr. Philip
M. Bosscher
Trefwoorden:
Nederland, 17e eeuw, Kerkgeschiedenis, Remonstranten