Nou….Tabé dan! – de bootreis naar Indië met de Rotterdamse Lloyd en de ‘Nederland’ tussen 1899 en 1949
(recensie: Saskia Wubbolts-de Boer)
In de inleiding vertelt
Bert van der Linden dat hij prentbriefkaarten van Indiëgangers
verzamelde die zijn nieuwsgierigheid prikkelden. Hij wilde meer weten
van de achtergronden en ontwikkeling van de bootreizen naar de
Nederlandse kolonie. Het boek moet een tijdsbeeld zichtbaar maken aan
de hand van de afbeeldingen en teksten die de reizigers naar het
thuisfront opstuurden.‘Nou… Tabé dan!’ is rijk geïllustreerd
en bevat noten en een literatuurlijst.
In een korte inleiding
schetst van der Linden de ontwikkeling van de prentbriefkaart. De
opkomst van fotografie en de nieuwe grafische technieken maakten van
de briefkaarten een gewaardeerd publiek medium en het verzamelen van
prentbriefkaarten in een album bleef lang een rage. De
scheepvaartmaatschappijen die voeren op Nederlands Indië herkenden
in de kaarten een mogelijkheid, zichzelf en de aangeboden reis te
promoten. Zij lieten kaarten maken van de schepen en hun vaak luxe
interieur of van de vaarroute en aanleghavens. De maatschappijen
gaven artiesten de opdracht speciale mapjes te ontwikkelen met
kaarten. Deze prentbriefkaarten vormen het hart van ‘ Nou.. Tabé
dan!’ .
De kaarten zijn
geordend in drie thema’s. Het eerste thema is ‘ Op weg naar
Nederlands-Indië’ (blz 9-83) en geeft een beeld van de route en de
daarbij horende havens. Zwart-wit prenten en ingekleurde foto’s
tonen de oceaanschepen op weg naar Indië. De enorme schepen
vereisten dat de vaarwegen in Nederland werden aangepast, waarna in
Hoek van Holland de Nieuwe Waterweg werd aangelegd. Vele kaarten
tonen trotse schepen die de Waterweg opstomen. Van der Linden geeft
informatie over de verschillende havens die de schepen aandeden
tijdens de lange reis. Deze teksten zijn nogal feitelijk, met veel
jaartallen van aanleg en wetsvoorstellen. Leuker zijn de teksten die
Van de Linden noteert van de prentbriefkaarten. Hoewel ze niet tot de
literatuur kunnen worden gerekend – veel nogal oubollige tekstjes
over ‘groene heuvels’ en ‘fijn gewinkeld’ – geven ze wel
een warm beeld van de reizigers tussen Nederland en Indië. De mensen
wilden hun thuisgebleven familie en vrienden deelgenoot maken van hun
belevenissen tijdens de reis. De afbeeldingen van het thema ‘ Op
weg’ worden steeds exotischer. De havens worden drukker, de
afgebeelde mensen krijgen Arabische of Indische trekken maar overal
liggen de Nederlandse schepen.
Het tweede thema is
‘de mail op stoom’ (blz 85-141) en is een aanvulling op het
eerste thema. In ‘de mail op stoom’ staan de afbeeldingen van de
boten zelf en hun fraaie interieurs. De kaarten tonen eetsalons van
de eerste klasse met satijn- en ebbenhout, goudleren panelen en
Jugendstil koepels van glas. De tweede klasse was doorgaans een stuk
eenvoudiger met britsen in smalle hutten en houten tafels voor het
diner. De economische crisis maakte het noodzakelijk dat het
interieur versoberde na 1929. Toch bleven de maatschappijen reizers
lokken met de belofte van comfortabele reizen. De beschrijving van de
Marnix van Sint Aldegonde illustreert goed wat de reizigers konden
verwachten: “smaakvol en geriefelijk ingerichte salons, ruime
passegiersverblijven, wandel- en sportdekken, een uitgebreide en
degelijke sanitaire inrichting, waaronder naar de laatste eischen des
tijds ingericht hospitaal-complex, een zwembad, een personenlift,
dames- en herenkapsalons, een winkel, een safe-inrichting” (blz.
109). De economische crisis in de jaren ’30 maakte het wel
noodzakelijk dat dit prachtschip ook moest worden ingezet op korte
cruises om het rendabel te houden.
Tijdens de tweede
wereldoorlog stagneerde het verkeer tussen Nederland en Indië
volledig. De Marnix van Sint Allegonde werd getorpedeerd in de
Middellandse Zee. In 1945 bleken in totaal zes mailboten te zijn
vergaan. Na de oorlog kwam de reis naar indië niet meer op volle
sterkte. Hoewel de mailboten tot 1958 actief bleven, was het drukke
verkeer definitief gestopt.
Het derde thema van
Nou..tabé dan! heet `Stemmen van overzee’ (blz 143-170).
Van der Linden introduceert de verschillende passagiers naar Indië.
Er vertrokken ambtenaren in Indische dienst, planters, de
‘handschoentjes’ – vrouwen die naar hun echtgenoot op weg
waren-, koloniale soldaten en bedienden. Al deze mensen stuurden
kaarten over hun reis. De teksten zijn niet erg verheffend. De
‘hartelijke groeten’ en ‘ alles goed hier’ overheersen de
teksten. Het is waarschijnlijk dat deze mensen hun echte
zieleroerselen eerder in een brief naar huis stuurden dan op een
kaartje. Het beeld van de reizigers blijft nogal plat. De spannendste
kaart lijkt nr.183 te zijn, geschreven op de Middellandse Zee in
1924. De schrijver vertelt Yda en Henk dat hij zijn geliefde gaat
vertellen dat hij niet wil trouwen, omdat hij had bemerkt dat het
afscheid nemen van ‘Claartje’ hem niet zwaar viel (blz 152). Van
de Linden doet niets met de achtergronden van de brieven en kaarten,
en het zal dus wel onbekend blijven of Claartje inderdaad een
gebroken hart heeft opgelopen.
Drs. S.E. Wubbolts- de
Boer
Trefwoorden: Nederland,
Nederlands-Indië, Indonesië, 20e eeuw, Scheepvaart,
Maritieme geschiedenis, Koloniën, Overzeese geschiedenis