Ex caritate
Kloosterleven, apostolaat en nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e eeuw
Annelies van Heijst, Marjet Derks en Marit Monteiro
1195 pp, € 55,-
isbn/issn: 978-90-8704-153-3
illus.

Ex caritate

(recensie: B.C. Meijerman)

Er zijn de afgelopen jaren verscheidene studies verschenen over facetten van het werk van katholieke zusters in gezondheidszorg, onderwijs en missie, alsmede beschrijvingen van afzonderlijke zustercongregaties, maar nog niet eerder is getracht een allesomvattend beeld te schetsen van de zustercongregaties in Nederland en van de betekenis die deze congregaties hebben gehad voor kerk en samenleving in de 19e en 20e eeuw. Het was het landelijke samenwerkingsverband van zustercongregaties (de Samenwerking Nederlandse Vrouwelijke Religieuzen (SNVR)), die in 2003, vlak voor het opgaan in de Konferentie Nederlandse Religieuzen, de opdracht gaf voor deze historische studie.
De auteurs die deze opdracht op zich namen, hebben allen al verschillende publicaties over gerelateerde onderwerpen op hun naam staan. Marit Monteiro is in Nijmegen hoogleraar geschiedenis van het Nederlandse Katholicisme en heeft een aantal jaren geleden een zeer uitgebreide studie geschreven over de Dominicanen in Nederland tussen 1795 en 2000. Annelies van Heijst is hoogleraar zorgethiek en caritas in Tilburg en schreef onder andere een boek over de herwaardering van de caritas bij de 'Arme Zusters van het Goddelijke Kind'. Marjet Derks tot slot is historica en verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij publiceerde onder andere over katholieke arbeidersvrouwen, over bekeringen tot het katholicisme in de 20e eeuw en over vrouwen in de religiegeschiedenis. De drie auteurs zijn actief geweest (of zijn nog steeds actief) in de Stichting Echo, die zich ten doel stelt om de geschiedenis van het religieuze leven van mannen en vrouwen vanaf ongeveer 1800 te onderzoeken. Geen onbekend terrein dus voor de auteurs en het resultaat is omvangrijk; een boek van bijna 1200 pagina's, dat vermoedelijk door de omvang in eerste instantie een breed lezerspubliek zal afschrikken. Nu is het bereiken van een breed lezerspubliek, gezien de introductie, niet het eerste doel van het boek. In de introductie geven de auteurs aan dat het hier een wetenschappelijk verantwoorde studie betreft met betrekking tot de actieve zusters (dus niet de slotzusters).
Het boek is in twee delen opgedeeld. In het eerste deel ('Werkzaamheden') worden in een viertal hoofdstukken achtereenvolgens de activiteiten van de zusters in onderwijs en opvoeding, in de professionele verpleging, in de zorg voor hulpbehoevenden (bejaarden-, krankzinnigen- en voogdijzorg en dergelijke) en in de missie besproken. In het tweede deel ('Kloosterleven') komt in een vijftal hoofdstukken een aantal thema's aan de orde: de geestelijke leiding en begeleiding van de zusters, het intreden en uittreden, de vernieuwingsbeweging van de jaren zestig en zeventig en de ontwikkelingen sinds de jaren zestig van de 20e eeuw.
De hoofdstukken in het eerste deel geven een uitgebreid overzicht van de activiteiten en de veranderingen in de loop van de tijd. Het is met name door de 'cursiefjes' dat de onderwerpen tot leven komen. De cursiefjes zijn op zichzelf staande informatieblokken in een andere lay-out. Ze kunnen ook los van de lopende tekst gelezen worden. Zeer uiteenlopende onderwerpen komen ter sprake, variërend van de medefinanciering van het katholieke huishoudonderwijs door fabrikanten (p. 100) tot de persoonlijke herinneringen van de voormalige hoofdredactrice van het tijdschrift Opzij aan haar middelbare schooltijd bij de Ursulinen in Roermond (p. 135). Uiteraard zijn de cursiefjes wat betreft het thema wel verbonden met het lopende hoofdstuk. Deze cursiefjes zullen zeker een breed publiek aanspreken.
Het probleem waar de auteurs van dit boek mee kampen, wordt in het eerste deel eigenlijk al zichtbaar. Of het nu de activiteiten van de zusters in het onderwijs betreft of in de missie, er is zoveel materiaal en er zijn zoveel interessante aspecten, en de auteurs weten bovendien zoveel, dat ieder hoofdstuk op zich al een boek zou kunnen vullen. De auteurs hadden selectiever moeten zijn, zodat het betoog voor de lezer overzichtelijk zou blijven. Dat dit onvoldoende is gebeurd, is een van de redenen waarom het boek zo'n enorme omvang heeft gekregen. De breedte van de hoofdvraagstelling ('de betekenis van de actieve vrouwelijke religieuzen in de Nederlandse kerk en samenleving van de 19e en 20e eeuw') helpt hierin niet mee.
In het missiehoofdstuk bijvoorbeeld hadden de auteurs, gezien het feit dat de beschikbare bronnen alleen de zusters zelf waren (p. 442), al aan het begin van het hoofdstuk duidelijk kunnen aangeven dat bepaalde deelvraagstellingen van het boek niet beantwoord konden worden, omdat er geen informatie was van de mensen in de overzeese gebieden. Dat het hoofdstuk daarom voornamelijk gebaseerd is op hoe de zusters zichzelf zagen, is begrijpelijk (de auteurs gebruiken hiervoor jargon: “het zelfverstaan van de zusters” (p.465)), maar het is de vraag of een hoofdstuk van bijna 100 pagina's dan op zijn plaats is. Ook is in het missiehoofdstuk een aantal samenvattingen van reisverslagen van missiezusters opgenomen, die om de grote lijnen vast te houden, beter niet opgenomen hadden kunnen worden, hoewel ze boeiende informatie bevatten, - zo beschrijven de zusters de moslimvrouwen in Port Saïd in Egypte als spoken in hun lange gewaden en sluiers; heel opmerkelijk als je zelf een habijt draagt (p. 458). De auteurs weten in dit hoofdstuk overigens aannemelijk te maken dat het accent in de missieactiviteiten in de tijd veranderde; de activiteiten verschoven van het redden van zielen (zoveel mogelijk mensen dopen) en het verbeteren van de levensomstandigheden, naar een dialoog met de andere cultuur. In de laatste periode kwam de nadruk te liggen op een kritische benadering van de westerse levensstijl, die niet bijdraagt aan het oplossen van de armoede in de derde wereld.
Voor het tweede gedeelte van het boek ('Kloosterleven') geldt eigenlijk hetzelfde als voor het eerste gedeelte: er is zoveel informatie over bijvoorbeeld het intreden en uittreden van de zusters, dat ook hier meer samengevat en ingekort had kunnen worden. In dit tweede gedeelte is veel plaats ingeruimd voor bestuurlijke en politieke ontwikkelingen binnen het Nederlandse verband van de samenwerkende zustercongregaties. En dan zijn er nog de negatieve zaken rond de zusters en de katholieke kerk. De auteurs gaan deze problematiek niet uit de weg, zoals je van een wetenschappelijk verantwoord werk mag verwachten.
In de inleiding is het in de tweede alinea al duidelijk dat het mogelijk negatieve beeld dat er over zusters heerst, de auteurs hoog zit en dat ze zich persoonlijk betrokken voelen. "Over zusters bestaat een rijke, maar eenzijdige beeldvorming" (p. 27). Het lijkt alsof de auteurs meteen met de lezer in discussie willen, terwijl de lezer waarschijnlijk eerst beschrijving en onderbouwing verwacht van de beelden die binnen en buiten de katholieke kerk over de zusters bestaan. Later in het boek, bijvoorbeeld in het hoofdstuk over de zorg, wordt er op meer evenwichtige wijze geschreven over de positieve en negatieve aspecten van het werk van de zusters (p.392 en volgende). In het op één na laatste hoofdstuk wordt uitgebreider ingegaan op wat de auteurs de 'ongewenste erfenis' noemen. Zij betogen dat het vernieuwingsproces vanaf de jaren vijftig ervoor gezorgd heeft dat er een nieuw geschiedverhaal werd gevormd door de katholieke kerk, waarbij de nadruk werd gelegd op bepaalde facetten die in de vernieuwde kerk van belang waren, terwijl andere (vaak negatieve) punten vergeten werden (p. 1031). Dit zou het voor de religieuzen in de huidige discussie moeilijk maken: ze hebben niet voldoende kennis van het verleden en zijn zich van geen kwaad bewust en toch moeten ze zich verantwoorden voor wat in het verleden niet goed gegaan is. Het is de vraag of dit een volledige beschrijving is van wat er heeft plaatsgevonden. Een vergelijking met andere organisaties waar werknemers geconfronteerd worden met veranderingsprocessen zou in dit verband misschien verhelderend hebben kunnen werken. Overigens worden in dit hoofdstuk ook negatieve aspecten beschreven, zoals het gebrek aan transparantie in de organisatie en het stelselmatig beschermen van daders binnen het katholieke netwerk.
Opmerkelijk is het laatste hoofdstuk met concluderende stellingen. Het betreft stellingen zoals de auteurs die, volgens hun zeggen, tijdens hun onderzoek in publicaties en gesprekken zijn tegengekomen. Helaas ontbreken in dit hoofdstuk de verwijzingen. De auteurs lijken, net zoals in de inleiding al enigszins het geval is, ook nu weer met de lezer in discussie te zijn. "Zusters wilden iedereen bekeren tot het katholieke geloof" (p. 1055) is bijvoorbeeld zo'n stelling waar voor- en tegenargumenten voor aangevoerd worden zonder dat verwezen wordt naar vindplaatsen van niet alleen de voor- en tegenargumenten, maar ook bij wie deze zienswijze te vinden is. Met deze concluderende stellingen worden de wetenschappelijke pretenties van het boek enigszins ondermijnd en doordat het boek hiermee afsluit, laat het daardoor de lezer met een onbevredigd gevoel achter.

 


 

 

Biene Meijerman

 

Trefwoorden: Nederland, 19e en 20ste eeuw, Rooms-katholieke kerk, Kloosters, Vrouwelijke religieuzen, Missiezusters, Kerkgeschiedenis