Eijsden, een vrijheid met Luikse stadsrechten
Een rechtshistorische schets van de ontwikkeling van een Minderstadt
Hans van Hall
478 pp, € 39,-
isbn/issn: 978-90-8704-245-5
Maaslandse Monografieën 74

Eijsden, een vrijheid met Luikse stadsrechten

(recensie: Aron de Vries)

 

Hans van Hall, Eijsden, een vrijheid met Luikse stadsrechten. Een rechtshistorische schets van de ontwikkeling van een Minderstadt tussen Maas en Rijn, ca. 1300-ca. 1550 (Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2011) Maaslandse Monografieën 74, geïllustreerd, 478 pag., ISBN 978-90-8704-245-5, € 39,-
 
Velen waren eind jaren zeventig aan de beeldbuis gekluisterd toen de KRO `Dagboek van een herdershond’ uitzond. Hierin stonden de belevenissen centraal van de jonge sociaal bewogen kapelaan Erik Odekerke in Limburg. De serie liet iets zien van het rijke roomse leven in een echt Limburgs dorp. Veel opnamen werden gedaan in Eijsden, een Maasdorp gelegen aan de Belgische grens, ten zuiden van Maastricht. Maar is Eijsden wel een dorp? Naar hedendaagse begrippen wel, maar als men uitgaat van middeleeuwse maatstaven dan ligt de zaak duidelijk gecompliceerder.
            In oktober 2011 promoveerde archivaris Hans van Hall aan de Universiteit Maastricht op een rechtshistorische studie, waarvan nu een handelseditie is verschenen. Hierin behandelt hij het middeleeuwse Eijsden, dat belangrijke privileges ontving van de prins-bisschop van Luik. Model voor deze privileges stond het stadsrecht van Luik. Minutieus bestudeerde Van Hall hiertoe het Eijsdense Vrijheidsboek. Het waarschijnlijk in het jaar 1321 te dateren origineel is verloren gegaan, maar er zijn wel enige zestiende- en zeventiende-eeuwse afschriften. Een tekstkritische, geannoteerde editie van deze bron, inclusief een vertaling in eigentijds Nederlands, is als losse bijlage opgenomen in deze studie.
            De auteur concludeert dat de vrijheid Eijsden een volledig zelfstandige territoriale rechtskring vormde, die zich juridisch had losgemaakt van het platteland. Binnen de vrijheid gold het vrijheidsrecht en nog slechts subsidiair het landrecht. De auteur spreekt in dit kader dan ook van een dwergstadje. Vervolgens wordt gekeken naar een breed scala aan stedelijke kenmerken. Behalve een sterk afwijkend, aan het Luikse ontleend, recht en een schepenbank die zelfstandig rechterlijke, regelgevende en bestuurlijke taken uitoefende, waren er namelijk ook poorters, was de vrijheid omwald en omgracht en kende ze een bebouwingsdichtheid die in 1619 drie keer zo groot was als in de omliggende dorpen. In de vrijheid stonden een gasthuis, scheepswerfjes en gebouwen voor de opslag van handelsgoederen. De vrijheid Eijsden werd niet met ‘stad’ aangeduid, maar wel voortdurend met de kwalificatie ‘vrijheid’.
            Van Hall bekijkt hoe deze vrijheid Eijsden past in Belgische en Duitse theorievorming over nederzettingen die zich bevinden tussen stad en platteland. Door de auteur worden overtuigende kenmerken aangedragen van de uit Belgische literatuur afkomstige begrippen ville franche (tot vrijheid uitgegroeide nederzetting) en ville neuve (nieuwe planmatig gestichte vrijheid) voor het middeleeuwse Eijsden. Meer bepalend voor hem is evenwel het uit het Duitse discours afkomstige begrip Minderstadt. Het gaat dan om een geplande reductie ofwel kwaliteitsvermindering ten opzichtte van een dwergstadje. In tegenstelling tot wat de term suggereert, moet men de ontwikkeling van een Minderstadt neutraal of zelfs positief waarderen. Ze vormt vooral een werktuig in een politiek van territoriale machtsvorming. De landsheer verleent zoveel vrijheid als noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het gebied. Bij Minderstadt denkt de auteur dan ook niet aan “städtische kümmerformen”, mislukte en vervallen steden. Eijsden kende niet een gebrekkige of onderbroken ontwikkeling in de Middeleeuwen.
Door de enigszins negatieve connotatie van de term Minderstadt stelt de auteur voor om voortaan te spreken van een landsheerlijk gebonden stad (blz. 377). Klaarblijkelijk neemt Van Hall deze suggestie zelf niet al te serieus, want deze term is niet opgenomen in de titel van het boek. Aangezien elke middeleeuwse stad een relatie onderhield met de landsheer, zal de gesuggereerde term volgens mij verwarring oproepen. Een Nederlandstalige term voor het besproken verschijnsel is niettemin wenselijk.
In middeleeuwse oorkonden komt men vaak het begrip `vrijheid’ (libertas) tegen. Soms is het dan de vraag of er al sprake is van een stedelijke nederzetting. Het is dan ook de verdienste van de auteur dat hij onderzoek heeft gedaan naar een zeer kleine kern met het predicaat `vrijheid’. Dat hij uitkomt op een nederzetting die meer is dan een dorp maar minder dan een stad, is interessant en daagt uit tot meer onderzoek elders.
 
Aron de Vries
Burg. Gaarlandtstraat 10
4205 CC Gorinchem
arondevries@casema.nl
 
 Trefwoorden: Nederland, Limburg, Luik, Middeleeuwen, Stadsgeschiedenis, Rechtsgeschiedenis,  Libertas-begrip