Spoor naar Woeste Hoeve
De zoektocht naar de geëxecuteerde piloot Czeslaw Oberdak
Richard Schuurman
357 pp, € 25,-
isbn/issn: ISBN 978-90-8704-250-9
geïllustreerd met zwart-wit foto's

Spoor naar Woeste Hoeve

(recensie: Han C. Vrielink)

 

Richard Schuurman, Spoor naar Woeste Hoeve. De zoektocht naar de geëxecuteerde piloot Czeslaw Oberdak, Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2012, 357 pp., geïllustreerd met z/w foto’s, ISBN 978-90-8704-250-9, € 25,-
 
Op maandag 15 juli 1991 ontvangt de redactie van de Zwolse Courant een brief uit Polen. De briefschrijfster, Ludmila Kaczmarska, verzoekt om informatie over haar broer Czeslaw Oberdak, in de Tweede Wereldoorlog Pools officier-vlieger bij de Royal Air Force (RAF). Zij heeft  voor het laatst in 1943 iets van hem gehoord. Nadat  het IJzeren Gordijn is gevallen, zijn al haar pogingen om contact met Engeland te krijgen gestrand. In 1990 kon echter, na de vrijwording van Polen, eindelijk een boek over gedode en vermiste Poolse RAF-piloten verschijnen. Daarin heeft  Ludmila gelezen dat haar broer op 30 mei 1944 een noodlanding heeft moeten maken in de buurt van Zwolle. Over zijn verdere lot is haar echter niets bekend.
            De auteur, Richard Schuurman, is in 1991 werkzaam bij de redactie van de Zwolse Courant. Hij interesseert  zich direct voor de zaak en bijt zich erin vast. Al snel komt hij aan de weet dat Oberdak is neergekomen bij Dalmsholte, een gehucht bij Ommen.  Via mensen uit het voormalige verzet verneemt  Schuurman dat Czeslaw Oberdak ondergedoken gezeten heeft in Ommen, Rechteren, Zwolle, Harderwijk, Hierden, verschillende adressen in Amsterdam en bij Hoenderloo. Een belangrijke informant voor Schuurman is Franklin Coslett, een Amerikaanse vlieger, die met Oberdak op al die negen plaatsen zat ondergedoken en met hem, door domme pech, in Hoenderloo werd gearresteerd. Van Coslett verneemt Schuurman dat hij en Czeslaw na die arrestatie door de SD wegens spionage en terrorisme ter dood zijn veroordeeld en als Todeskandidate opgesloten in De Kruisberg, het Rijksopvoedingsgesticht voor jongens in Doetinchem.  Coslett vertelt ook dat Oberdak op een nacht met een groep uit De Kruisberg is weggevoerd en gefusilleerd.
            Na veel speurwerk ontdekt Schuurman dat 25 Todeskandidate vanuit De Kruisberg in de nacht van 7 op 8 maart 1945 naar Woeste Hoeve getransporteerd zijn en daar in de vroege ochtend van 8 maart zijn gefusilleerd. Bij Woeste Hoeve werden in totaal 117 mannen geëxecuteerd als represaillemaatregel voor de aanslag op Hanns Rauter, de op één na belangrijkste nazi in Nederland, direct na Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart.  Rauter was de Höhere SS- und Polizeiführer in Nederland en in die hoedanigheid de bevelhebber van alle SS-eenheden, de SS-rechtbanken, de Waffen-SS, de Ordnungspolizei, de Nederlandse politie, de Landwacht en de SD.
            Direct na de oorlog werden de stoffelijke overschotten van 115 geëxecuteerden geïdentificeerd. Twee graven op het ereveld van Loenen kregen noodgedwongen een steen met de inscriptie “Onbekende Nederlander 8. 3. 1945”. Schuurman raakte er al spoedig van overtuigd dat één van die twee “onbekende Nederlanders” de Poolse vlieger Oberdak moest zijn. Maar het ultieme bewijs was uiterst moeilijk te leveren. Pas na 17 jaar kon door middel van DNA-onderzoek zekerheid worden verkregen.
            In Spoor naar Woeste Hoeve beschrijft Schuurman op boeiende wijze eigenlijk twee onderzoeken  die elkaar meerdere malen kruisen. Allereerst de spannende zoektocht naar de identiteit en de levensloop van Czeslaw Oberdak, uitmondend in het verslag van de bijzetting van de Poolse piloot in het familiegraf Oberdak in Kraków. Het tweede onderzoek behelst de aanslag bij de Woeste Hoeve. Bij beide onderzoeken heeft de auteur een indrukwekkende hoeveelheid archivalia doorgespit in 16 archieven in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, Polen, België en de Verenigde Staten. Dat heeft een breedvoerig verhaal opgeleverd, dat in een enkel hoofdstuk  wel erg extreem in detail gaat, bijvoorbeeld in de beschrijving van de Britse en Amerikaanse vliegtuigtypen, hun motoren, hun goede eigenschappen en hun nukken etc. Maar dankzij zijn goede, verhalende schrijfstijl weet Schuurman toch de aandacht van de lezer vast te houden. Anderzijds vormt die buitengewone gedetailleerdheid de grote waarde van dit boek, met name bij Schuurmans minutieuze reconstructie van de aanslag bij de Woeste Hoeve en de represaille die daarop volgde.
 
 
 
 
            Schuurman heeft zich erover verbaasd dat naar de aanslag zo weinig onderzoek is gedaan. Vrijwel unaniem volgde men het bekende verhaal van Johan Middelbeek in Ik draag U op … uit 1946. Volgens Middelbeek kreeg een verzetsgroep onder leiding van Geert Gosens de opdracht om een vrachtwagen buit te maken voor een vleestransport. Maar in het duister en door een verkeerde inschatting van het zware geluid van de naderende auto beschoot Gosens’ groep de cabriolet van Hanns Rauter. De SS-generaal raakte zwaar gewond, maar bleef in leven.
            De grote vraag is: was het gebeurde bij de Woeste Hoeve een opzettelijke aanslag of een ongelukkig toeval ?  Schuurman gaat alle ooit geopperde andere scenario’s na. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de NSB in het complot zat, zoals in 1995 is geopperd.  Of is Prins Bernhard soms de opdrachtgever geweest ? Klopt het uit 1970 daterende verhaal van Gijs Numan, districtscommandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, dat hij de opdracht heeft gegeven om vrachtauto’s te bemachtigen voor een groot clandestien vleestransport ?  Schuurman heeft grote twijfels, ondermeer omdat  Numan ook bij andere acties de zaken wel eens anders voorstelde dan ze waren. “Wat argwaan wekt is dat er in de zaak Woeste Hoeve, zowel rond de aanleiding als de executies zelf, vanaf de zijde van het lokale verzet, de Binnenlandse Strijdkrachten en hogerhand zo angstvallig is gezwegen” (p.167). Verslagen en rapporten zijn onvindbaar en Gosens zweeg in alle talen. Schuurman concludeert: “Het wekt de indruk dat de waarheid is weggestopt, wellicht omdat die waarheid  en vooral de gevolgen zoveel pijn hebben gedaan. Tenzij er nieuwe informatie aan het licht komt, is de vraag “aanslag of toeval’ niet definitief te beantwoorden” (p. 167).
            Voor de grootste executie die de Duitse bezetters in Nederland hebben voltrokken, heeft slechts één man gevangen gezeten, SD-Einsatzkommandoführer Oskar Gerbig. Hoe dat mogelijk was, analyseert Schuurman heel goed in hoofdstuk 11 over de Duitse schuldigen en de Bijzondere   Rechtspleging.
 
Han C. Vrielink
Kuinder 32
3891 CC Zeewolde
 
Nederland, Tweede Wereldoorlog, Militaire geschiedenis, Royal Air Force, Poolse vliegers, Represaille-executies, Woeste Hoeve, Aanslag op Rauter