In 1545 schreef de jonge Spaanse humanist Francisco de Enzinas, ternauwernood ontsnapt aan de klauwen van de Inquisitie, in fraai gestileerd Latijn, Historia de Statu Belgico deque religione Hispanica. Ton Osinga en Chris Heesakkers vertaalden het interessante werk; Osinga voorzag het bovendien van een uitstekende inleiding, van verduidelijkende aantekeningen en van een nuttig verklarend register. De vertaling verscheen in de Amsterdamse Historische Reeks, Grote Serie deel 28.
In zijn inleiding schetst Ton Osinga de politieke en godsdienstige situatie in de Nederlanden in de jaren veertig van de zestiende eeuw. Het was de tijd waarin Karel V met steeds strengere plakkaten de nieuwe ideeën over de christelijke godsdienst en de kerk met wortel en tak trachtte uit te roeien. Het was echter ook de tijd van de humanisten en dan vooral van hen wie het niet alleen ging om de klassieke profane literatuur, maar die hun werkterrein verbreed hadden tot de oorspronkelijke teksten van de Bijbel. Hun ideaal was evangelisch, zij wilden de Heilige Schrift, zijnde de bron van de Openbaring, weer direct toegankelijk maken zoals dat in de tijd van de eerste christenen het geval was geweest.
In zijn inleiding noemt Ozinga terecht 'leven en werken van Enzinas (...) een schoolvoorbeeld van het leven en werken van een zestiende-eeuwse humanist' ( p. 10). Enzinas, geboren in 1520 in Burgos, stamde uit een geslacht van rijke kooplieden. Burgos was in die jaren een centrum van humanisme en vrijzinnigheid. Francisco ging in 1539 studeren in Leuven aan het Drie Talen College. Aan dit instituut, aan de totstandkoming waarvan Erasmus ( 1536 " ) een belangrijk aandeel had gehad, bekwaamde Francisco de Enzinas zich in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Maar de stemming aan de universiteit van Leuven werd meer en meer bepaald door de theologische faculteit. Deze had zich ten doel gesteld om van 'Leuven' een bolwerk ter verdediging van de traditionele christelijke leer te maken. Enzinas kon het dan ook al spoedig niet meer harden in Leuven en in 1541 liet hij zich inschrijven aan de universiteit van Wittenberg. Hij volgde de colleges bij Melanchton en vertaalde er, zeer waarschijnlijk met hulp van deze graecus, het Nieuwe Testament in het Spaans.
In 1543 was Francisco terug in de Nederlanden. Hij liet in Antwerpen zijn vertaling van het Nieuwe Testament drukken, voorzien van een opdracht aan Karel V. Daarna ging hij op audiëntie bij de vorst. De volgende dag deelde men hem mede dat zijn Spaanse vertaling van het Nieuwe Testament eerst moest worden onderzocht, alvorens een beslissing over zijn verzoek om keizerlijke goedkeuring kon worden genomen. Er volgden enige gesprekken tussen Francisco en de Spaanse theoloog Pedro de Soto, de biechtvader van Karel V. Op 13 december 1543, na afloop van zo'n gesprek, werd Enzinas gearresteerd en gevangen genomen op verdenking dat hij de plakkaten op de ketterij had overtreden. Het onderzoek duurde lang, maar in februari 1545 lukte het Francisco te ontsnappen.
Op verzoek van Melanchton deed hij verslag van zijn wederwaardigheden in de Nederlanden en van het werk van de Spaanse inquisitie. Het verslag werpt een licht op een onderbelichte periode van onze zestiende-eeuwse geschiedenis en is alleen daarom al waardevol. Maar er is meer: het is vooral een zeer levendig en buitengewoon indringend verhaal geworden waarvan de beklemmende sfeer, veroorzaakt door intolerantie, machts-
wellust en vervolging, op welhaast iedere bladzijde voelbaar is. Tenslotte is het ook een exemplarisch verhaal geworden: hoe de korte zomer van heterodox humanisme werd verdreven door de lange kille winter van de roomse orthodoxie van de contrareformatie.