Onder aristocraten.
Over hegemonie, welstand en aanzien van adel, patriciaat en andere notabelen, 1848-1914.
Jaap Moes
358 pp, € 39,-
isbn/issn: 978-90-8704-295-0
geïllustreerd, met CD-rom

Onder aristocraten.

(recensie: Drs. M.G. Koelewijn)

 

Jaap Moes, Onder aristocraten. Over hegemonie, welstand en aanzien van adel, patriciaat en andere notabelen, 1848-1914. Uitg. Verloren, Hilversum 2012, 358 pag., geïllustr., met CD-rom, ISBN: 978-90-8704-295-0, € 39,-
 
De laatste tijd staat de adel met haar tradities, rijke geschiedenis en haar gedeeltelijk vergane glorie volop in de belangstelling. Niet alleen verschijnen er biografieën van adellijke personen en andere boeken voor een groot publiek over het leven op stand, maar ook is er de laatste decennia in Nederland en andere Europese landen in (sociaal)wetenschappelijk opzicht veel aandacht voor adel en aristocratie. In het ‘Jaar van de Buitenplaats 2012’ is aan de Rijksuniversiteit Groningen zelfs een bijzondere leerstoel ‘Historische buitenplaatsen en landgoederen’ ingesteld. Prof. dr. Yme Kuiper, een pionier op dit gebied met zijn studie over de adel in Friesland, is benoemd om deze leerstoel, met een interdisciplinair karakter, te bekleden. Kuyper is een van de leermeesters van Jaap Moes, die met zijn proefschrift Onder aristocraten. Over hegemonie, welstand en aanzien van adel, patriciaat en andere notabelen, 1848-1914 het heersende beeld van de Nederlandse notabelenelite in de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw weet te nuanceren.
       Lang is verondersteld dat aristocratische families in de loop van de negentiende en twintigste eeuw opgingen in de zich emanciperende middenklasse. Jaap Moes heeft onderzocht of dat in Nederland ook daadwerkelijk het geval was en laat zien dat deze aanname niet geheel blijkt te kloppen. Hij heeft gekozen voor een multidisciplinaire benadering en dat maakt het boek complex. Maar het leidt gelukkig wel tot goed doordachte en zorgvuldig geformuleerde conclusies.
         Met de sociologen Max Weber, Pierre Bourdieu en Erving Goffman als zijn ‘theoretische gidsen’ (pag. 277) heeft Moes gekeken hoe de aristocratie reageerde op ingrijpende maatschappelijke veranderingen en daarmee het verlies van haar standsprivileges. Het jaar 1848 is als startpunt gekozen, omdat Nederlandse aristocratische families met de grondwetswijziging in dat jaar hun standsvoorrechten verloren. Het eindpunt 1914 is gekozen omdat kort na de Eerste Wereldoorlog het algemeen kiesrecht werd ingevoerd en aristocratische macht vanaf dat moment werkelijk ten einde was. De auteur combineert prosopografisch onderzoek met empirisch onderzoek door middel van een sociaal-economische analyse van lijsten van hoogstaangeslagenen (hoogste belastingbetalers) en een steekproef van successiememories (erfenisaangiften) in Zuid-Holland.
        Het boek is opgebouwd uit vijf delen. Een diepgaande inleiding vormt het eerste hoofdstuk en in het volgende hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de macht van aristocraten in Nederland zich ontwikkelde vanaf het moment dat hun bevoorrechte maatschappelijke positie niet langer vanzelfsprekend was. Hier komt aan de orde hoe de aristocratie toegang had tot het Haagse pluche en de baantjes op het Binnenhof behield dankzij vriendschapsbanden en netwerkrelaties. Ook beschrijft dit hoofdstuk de transformatie van de aristocratie op het politieke veld: hoe zij zich professionaliseerde door het verwerven van juridische en staatsrechtelijke kennis en een politieke partij voortbracht met degelijk opgeleide aristocraten.
      Het derde hoofdstuk gaat in op de omvang en samenstelling van de aristocratische welstand en hoe het financiële vermogen functioneerde met betrekking tot veranderingen in de maatschappelijke positie of juist de bestendiging daarvan. Hier blijkt onder meer dat aristocraten disproportioneel rijk waren en veelal hun beeld van grootgrondbezitter in stand wensten te houden. Het vermogensbeheer van de aristocratie en de notabele burgerij lijkt grotendeels tegengesteld te zijn geweest. In de periode van de agrarische depressie en de industrialisering werd een deel van de gegoede burgerij in Nederland steeds rijker. Hoe de aristocratie hierop reageerde, wordt in het vierde hoofdstuk behandeld.
        Dit hoofdstuk is geschreven vanuit een cultuurhistorisch gezichtspunt en laat zien hoe de aristocratie probeerde als exclusieve sociale elite ‘oben zu bleiben’. De bestudering van de levensstijl en materiële cultuur (met een focus op schulden, consumptie en statussymbolen), de huwelijkspolitiek en familie- en clanvorming, werpt licht op de representatie en het zelfbeeld van de aristocratie. Een opmerkelijke conclusie is dat de aristocratie aan het eind van de negentiende eeuw de gelederen eerder sloot dan dat zij de welgestelde burgerij omarmde. Vooral tussen de adel en de nieuwe rijke ondernemersfamilies bestond aan het begin van de negentiende eeuw een ‘glazen afscheiding’: men kwam elkaar steeds meer tegen op het Binnenhof en daarbuiten maar aristocraten hielden nauwe betrekkingen met de zich emanciperende middenklasse af.
         In het vijfde hoofdstuk worden de eindconclusies van elk hoofdstuk op een heldere en bondige wijze samengevoegd en het boek wordt afgesloten met een Nederlandse en Engelse samenvatting.
        Het is bewonderenswaardig hoe Jaap Moes uit een grote hoeveelheid onderzoeksgegevens en met behulp van veel secundaire literatuur (zelfs De boeken der Kleine Zielen van Louis Couperus wordt meermalen aangehaald) een genuanceerd beeld heeft opgeroepen van de macht, de status en het aanzien van de notabelenelite in een interessante periode in de Nederlandse geschiedenis. Het is bovendien een boek geworden dat een groter publiek verdient dan een kring van deskundigen. Jaap Moes heeft er, ondanks het kwantificerende karakter van het onderzoek, een lezenswaardig verhaal van gemaakt. Door zijn betoog steeds toe te spitsen op een persoon of casus brengt hij het verhaal tot leven en krijgen enkele van de vele dubbele namen uit het uitgebreide personenregister ‘een gezicht’. De bronnenverantwoording (inclusief een deel van het bronnenmateriaal, diagrammen en tabellen) is te vinden op de bijgevoegde Cd-rom. Dat is enerzijds wel jammer maar anderzijds telt het boek daardoor minder bladzijden en is er veel ruimte voor aantrekkelijk beeldmateriaal, variërend van portretten, groepsfoto’s en nota’s (zoals die van tailleuses Gez.s A. Scheefhals) tot prenten en foto’s van – natuurlijk – historische buitenplaatsen.
 
Drs. M.G. Koelewijn
mgkoelewijn@gmail.com
 
 
Trefwoorden: Nederland, Negentiende eeuw, Adel, Parlementaire geschiedenis, Sociale geschiedenis, Mentaliteitsgeschiedenis.