Ottoman-Dutch economic relations in the early modern period, 1571-1699
Dissertatie Utrecht 2000, N.W. Posthumusreeks XI
M. Bulut
€ 25
isbn/issn: 90-6550-655-1

Ottoman-Dutch economic relations in the early modern period, 1571-1699

(recensie: Paul Hendriks)

Mehmet Bulut is een Turkse historicus die in Utrecht promoveerde op een onderwerp waarover in Nederland weinig bekend is: de economische betrekkingen tussen de Republiek en het Ottomaanse rijk in de zeventiende eeuw. Het is al jaren een gegeven dat Nederlandse onderzoekers zelden buitenlandse bronnen en archieven raadplegen wanneer deze niet in het Engels gesteld zijn. Als gevolg hiervan zijn we voor kennis van bepaalde episoden uit ons verleden afhankelijk van wat buitenlandse historici produceren. De standaardwerken van mensen als Charles Boxer, Jonathan Israël en Simon Schama zijn daar bekende voorbeelden van. Boxer was grensverleggend bezig door ook Spaanse, Portugese en Braziliaanse bronnen te raadplegen. Mehmet Bulut heeft het voordeel dat hij zelf een Turk is, waardoor Ottomaanse bronnen voor hem toegankelijk zijn. Het zijn in dit werk vooral deze bronnen die voor Nederlanders nieuw zijn.

De schrijver realiseert zich dat veel van de informatie nieuw is voor de lezers. Om hieraan tegemoet te komen, beschrijft hij in de eerste hoofdstukken van het boek de economische en sociale verhoudingen zowel in het Ottomaanse rijk als in de Republiek. Daarna gaat hij in op de economische betrekkingen tussen beiden. Bij de conclusies in hoofdstuk 7 verschijnen de grote lijnen.

Uit de informatie over de economie van het Ottomaanse rijk blijkt dat deze grotendeels zelfvoorzienend was. Luxegoederen werden ingevoerd. De regering probeerde een geleide economie te organiseren waarbij het belang van producent en consument gewaarborgd werd. Er werd bijvoorbeeld pas een product uitgevoerd wanneer de binnenlandse markt geheel voorzien was.

De Nederlanders kochten grondstoffen en zetten na enige tijd eindproducten af. Het feit dat de VOC in deze periode aan invloed begon te winnen, betekende dat specerijen in het vervolg van Nederlanders afgenomen moesten worden. De wederzijdse invloed was op vele vlakken merkbaar. Nederlands geld was gedurende enige tijd het voornaamste betaalmiddel in het Turkse Rijk. In oude binnensteden van Nederland zie je gapers en gevelstenen die afbeeldingen zijn van zeventiende-eeuwse Turken. In de Leidse Breestraat is bijvoorbeeld heel lang een eethuis geweest dat De vergulde Turk heette. Leiden had een speciale band met het Ottomaanse rijk: Turkse wol, en dan speciaal mohair, vormde een belangrijke grondstof voor de Leidse Lakenindustrie. De Republiek was gedurende enige tijd zelfs de belangrijkste afzetmarkt voor mohair. De Tulp, die de voorkant van het boek siert, is een in Turkije gekweekte variant die heden ten dage niet meer bestaat. Turkije en de Republiek hebben ieder een periode van Tulpengekte gekend. De periode in de Republiek is in de negentiende eeuw bij een breder publiek bekend geworden dankzij de roman La tulipe noir van Alexandre Dumas. In de Turkse tijd waren enkele notabelen ter plaatse zo fanatiek dat het voor ambassadeurs voldoende was om een kistje met tulpenbollen als vorstelijk geschenk aan te bieden.

In dit proefschrift vindt men tal van feiten die een belangrijke aanvulling vormen op de informatie die al over de Republiek bekend was. Enkele bijlagen, waaronder een lijst van Nederlandse ambassadeurs, completeren het geheel. Het glossarium van Turkse uitdrukkingen is een welkome aanvulling voor de westerse lezer.