Uit de plooi
(recensie: Han C. Vrielink)
Joost Rosendaal, , Uit de plooi. De achttiende eeuw in beweging, Met bijdragen van Barbara Kruijsen en Marja Begheyn-Huisman, Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 2013, 213 p., geïllustreerd in kleur, ISBN 978 94 6004 127 3, tot 1 mei € 22,50, daarna € 25,-
Het is langzamerhand overbodig te constateren dat de achttiende eeuw de laatste dertig jaar volop in de belangstelling staat, na twee eeuwen te zijn weggezet als de saaie eeuw waarin niets gebeurde. Maar die belangstelling herleefde tot voor kort voornamelijk bij de historici en een relatief kleine groep historisch geïnteresseerden. In het laatste decennium echter verschijnen er ook werken zowel uit als over de achttiende eeuw die een breder publiek zullen aanspreken. Een bijzonder mooi voorbeeld daarvan is Uit de plooi van Joost Rosendaal.
Van 2 februari tot 26 mei 2013 is in Museum Het Valkhof te Nijmegen de gelijknamige expositie, Uit de plooi, te zien. Het boek van Joost Rosendaal is niet een tentoonstellingscatalogus bij de genoemde expositie, maar is wel op verzoek van en in samenwerking met Barbara Kruijsen, de conservator van het museum, geschreven en behandelt dezelfde thema’s als de tentoonstelling.
Wat bij eerste kennismaking met het boek de lezer het meest frappeert is – met alle respect voor de auteur – de uitbundige rijkdom aan schitterende illustraties! Veel, mij althans, onbekende prenten en schilderijen uit Museum Het Valkhof, uit particuliere collecties en vooral uit de depots van het Rijksmuseum te Amsterdam sieren het boek. De fotografie en reproductie zijn meesterlijk. Alle lof daarvoor aan Barbara Kruijsen en de assistent-conservator Marja Begheyn-Huisman, aan fotograaf Thijs van de Ven en aan uitgeverij Vantilt.
Uit de plooi geeft in 57 korte stukken tekst, ondersteund door even fraaie als functionele illustraties, een caleidoscopisch beeld van de achttiende-eeuwse samenleving en de ontwikkelingen op politiek, economisch, cultureel en religieus gebied. De auteur is er ruimschoots in geslaagd om de lezer ervan te overtuigen dat de achttiende eeuw “een eeuw van ontplooiing” was ( p.7). Ontplooiing van de economie in de oostelijke helft van ons land, van de wetenschap, van de politiek, van het verenigingsleven, van de genietende mens, van het familieleven, van de satire etc. Bovenal de ontplooiing van het individu, die leidde tot een steeds luider klinkende roep om politieke invloed, uitmondend in de patriottenbeweging, die de stoot gaf tot de democratisering en modernisering van ons land. De achttiende eeuw was een spannend tijdperk en Uit de plooi geeft daarvan bewijzen te over.
Het boek kan uiteraard van kaft tot kaft chronologisch gelezen worden, maar door middel van een leeswijzer (p. 213) ook thematisch. De zes thema’s zijn: objecten en biografieën, religie en moraal, wetenschap en cultuur, kunst en samenleving, economie en dagelijks leven, politiek. Samen geven ze een mooi beeld van Nederland in een eeuw van transitie.
Wie de andere werken van Joost Rosendaal gelezen heeft, zal het niet verbazen dat de stukken over Johan Derk van der Capellen, het streven der patriotten, de burgeroorlog, de inval der Pruisen en de ballingschap van vele patriotten in Frankrijk tot de beste van het boek behoren. Maar genoten heb ik ook van het vakmanschap van Joost Rosendaal zoals dat blijkt uit de biografieën van zo uiteenlopende figuren als: Jacob Campo Weyerman, de pseudowetenschapper Ludeman die meende door het trekken van een horoscoop een urologische diagnose te kunnen stellen ( p. 65), van de schilder Cornelis Troost, van de natuurwetenschapper Martinus van Marum, van Gerrit Paape, de maatschappijkritische schrijver en radicale patriot, en van prinses Wilhelmina, de echtgenote van stadhouder Willem V.
Vanzelfsprekend komt de Verlichting bij meerdere onderwerpen aan de orde. Rosendaal legt sterk de nadruk op het gematigde, christelijke karakter van de Verlichting in Nederland, die geloof en wetenschap met elkaar trachtte te verzoenen. De medicus en natuurkundige Bernard Nieuwentijt was een representant van deze stroming. Hij meende dat door natuurwetenschappelijk onderzoek Gods werk in de wereld zichtbaar zou worden, een opvatting die bekend staat als ‘de fysicotheologie’.
De Radicale Verlichting moest in het verborgene werken, men werd al gauw verdacht van atheïsme en dat kon je de kop kosten. Dat de hoofdstroming binnen de Nederduits Gereformeerde Kerk open stond voor verlichte ideeën en ruimhartig was tegenover andersdenkenden, zoals Rosendaal schrijft ( p. 11) verdient toch wat meer nuance dan de auteur geeft. Zo verlicht was de Gematigde Verlichting ook weer niet dat zij de radicalen het licht in de ogen gunde.
Dat Rosendaal de Plooierijen ( 1702 – 1717) nog altijd als een machtsstrijd beschouwt tussen pro- en anti-orangistische familiefacties bevreemdt mij en is mijn enige punt van kritiek. Deze visie is al in de negentiende eeuw met een keur aan argumenten aangevochten, onder meer door I.A. Nijhoff, en in de twintigste eeuw door S.P.Haak en H.L.Driessen. Zelfs de nogal oranjegezinde H.A. Weststrate betitelde in 1903 in zijn dissertatie de Plooierijen als een “democratische beweging” ( p. VII). . In 1973 toonde mevr. A.H. Wertheim - Gijse Weenink in haar dissertatie Democratische Bewegingen in Gelderland 1672 – 1795 aan: “De kern van de plooierij ligt in de democratische eis van de burgers om meer macht en zeggenschap” (aldaar p. 39).
Han C. Vrielink
Kuinder 32, 3891 CC Zeewolde
Trefwoorden: Nederland, 18de eeuw, Verlichting, Patriottenbeweging, Plooierijen