Dat schouwburgpubliek in het donker zit tijdens een theatervoorstelling, dat decorwisselingen zich bij open doek kunnen voltrekken, het zijn innovaties van Richard Wagner. Hij introduceerde ook de leesrepetitie, de 'Wagner-tuba', het onzichtbare orkest, de 'oneindige melodie' en het 'Gesamtkunstwerk'. Richard Wagner (1813-1883) is één van de meest invloedrijke kunstenaars van de 19de eeuw. Zijn invloed beperkt zich niet tot de muziek en de operapraktijk, maar strekt zich uit over literatuur, beeldende kunst, politiek en cultuurkritiek. Wagner werd verguisd én aanbeden als theaterhervormer, als antisemiet, als politieke en muzikale extremist, als icoon van de fin-de-siècle décadence en als leider van een sekte.
In de jaren negentig van de 19de eeuw bereikte de internationale Wagnerhype een hoogtepunt. Ook in Nederland. Hoe is deze Wagner-cultus ontstaan en welke invloed had Wagner op het Nederlandse muziekleven? Historica Josine Meurs promoveerde woensdag 20 november 2002 op Wagners invloed in Nederland. Promotoren waren prof.dr. J.Th.M. Bank (Universiteit Leiden) en prof.dr. P.M. Op de Coul (Universiteit Utrecht).
Meurs gaat in op de beelden en verwachtingen die men had van Wagners 'Gesamtkunstwerk', zijn concept van een alomvattend kunstwerk, dat voeding gaf aan hooggestemde ideeën over samenwerking van kunsten, kunstenaars en volkeren.
Het boek behandelt ook de invloed van Wagner op kunstenaars als Antoon Derkinderen en Hendrik Petrus Berlage en op literatoren als Marcellus Emants, Louis Couperus en Frederik van Eeden. Verder werpt de uitgave een nieuw licht op de Amsterdamse Wagnervereeniging die in 1883 werd opgericht om geheel in de geest van Wagner uitvoeringen van zijn muziekdrama's te realiseren. Josine Meurs beschreef al eerder de geschiedenis van de Nederlandse Wagnervereeniging (1883-1959) in een gezamenlijk project met Henk Suér. Dit project, dat dateert uit 1997 en de veelzeggende titel Geheel in de geest van Wagner draagt, vormde de voornaamste basis voor de documentaire Parsifal in de polder die in februari 2003 door de VPRO werd uitgezonden in Het uur van de wolf.
De fascinatie voor Wagners vernieuwende kunstopvattingen, het Gesamtkunstwerk, leefde bij velen. Dat Wagner daarbij een uitgesproken antisemiet was, vormde nauwelijks een belemmering voor zijn populariteit als componist. In 1850 had hij het artikel Das Judentum in der Musik gepubliceerd, waarin hij betoogde dat joden op muzikaal gebied alleen maar konden imiteren, omdat ze altijd buitenstaanders waren van de cultuur. Voor de joodse Mendelsohn had hij geen goed woord over. In Nederland vond men dit een wel heel ouderwetse opvatting, waar men zich niet in kon herkennen. Veel mensen dachten dat hij gewoon jaloers was op Mendelsohn. Bovendien gold antisemitisme toen als iets minder kwalijks dan nu. Mensen die echt van Wagners muziek hielden, stapten daar gemakkelijk over heen.
Ook in de literatuur liet Wagner zijn sporen na, al waren deze niet altijd onverdeeld positief. Zo zag Frederik van Eeden hem als 'ontaard' In zijn roman Van de koele meren des doods (1900) laat hij hoofdpersoon Hedwig bezwijken voor de charmes van de dandypianist Ritsaart, een foute wagneriaan die haar in het verderf stort. Seks, drugs en Wagner moesten in Van Eedens visie overwonnen worden door onthouding, godsdienst en Bach.
Aan de andere kant laat Louis Couperus zijn dandyheld Paul uit De boeken der kleine zielen juist filosoferen over de reinheid van Wagners muziek. Een illustratie van de decadentie, waarin de waarden worden omgekeerd. 'Iedereen had zijn eigen Wagner', concludeert de historica.
Vaak wordt de Nederlandse Wagnervereeniging als het muzikale equivalent gezien van de Beweging van Tachtig, die voor literaire vernieuwing zorgde, maar dit is volgens Meurs ten onrechte. De Wagnervereeniging was juist erg conservatief, wat uiteindelijk mede tot het verval van de Wagnercultus in het begin van de twintigste eeuw heeft geleid. 'Wagner was geannexeerd door mensen die erg dogmatisch waren. Ze vernieuwden zich niet, maar bleven vastzitten in het oude sjabloon: steeds dezelfde uitvoeringen voor steeds dezelfde mensen, terwijl er in die tijd in het toneel juist een proces opgang kwam waarin werken steeds nieuwe ensceneringen moeten krijgen. Het regisseurstheater kwam op. De kritieken bleven dan ook niet uit: 'De decors waren verschoten van kleur en rafelig geworden, de zangers waren helemaal doorgeslagen in het zingen in Wagnerstijl, en men wist het onderhand allemaal wel. De Wagnervereeniging was beslist geen cultureel avant-gardistisch gezelschap'
Wagner heeft ontzettend veel bereikt, maar hij was structureel ontevreden. Hij is altijd blijven vinden dat hij te weinig erkenning kreeg. Bismarck en de keizer zagen niks in hem en voor zijn gevoel werd hij altijd tegengewerkt, onder meer door de joden. Ook was hij altijd ontevreden met hoe de enscenering er uiteindelijk op het toneel uitzag. Hij wilde draken en reuzen op het toneel, maar door de beperkte technische middelen uit die tijd zag het er soms uit als kermistheater. Dat roept de vraag op hoe hij zich ontwikkeld zou hebben wanneer hij moderne technische middelen tot zijn beschikking zou hebben gehad en veertig jaar langer had geleefd.
Wagner in Nederland is een goed en vlot geschreven boek dat voor een breed publiek interessant is. Het maakt een aanvang met het ontsluiten van opera- en muziekarchieven, waarbij Meurs pionierswerk heeft verricht. Een vraag die mij voor lezing wel bezig hield was of het antisemitisch gedachtengoed van Wagner ook ingang vond bij de Wagnervereeniging. Ik heb daar geen aanwijzingen voor kunnen vinden, maar dat was dan ook niet de onderzoeksvraag. Mensen die in het algemeen geïnteresseerd zijn in cultuurgeschiedenis, en dan met name die van Nederland in het Fin de Siècle, vinden hier veel informatie en aanknopingspunten voor verder onderzoek.