Pioniers in schaduwbeeld
Het eerste parlement van Nederland 1796 – 1798
Joris Oddens
556 pp, € 27,50
isbn/issn: 978-94-6004-109-9
geïllustreerd

Pioniers in schaduwbeeld

(recensie: Han C. Vrielink)

 

 
Joris Oddens, Pioniers in schaduwbeeld. Het eerste parlement van Nederland 1796 – 1798, Nijmegen, Vantilt, 2012, 556 p., geïllustreerd, ISBN 978-94-6004-109-9, € 27,50.
 
Ondanks de ‘Gouden Eeuw-hype’ heeft de groeiende schare liefhebbers van de geschiedenis van Nederland in de achttiende eeuw, de laatste jaren geen klagen over gebrek aan nieuwe historische studies over de ‘Zilveren Eeuw’. Vorig jaar verscheen van de hand van Peter Altena bij Vantilt de magistrale biografie over de schrijver en radicale patriot Gerrit Paape. Dezelfde uitgever bracht hetzelfde jaar eveneens twee interessante studies uit over de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek. De auteurs, Mart Rutjes en Joris Oddens, ontvingen elk in december 2012 de onderscheiding promotus van het jaar van het Instituut voor Cultuur en Geschiedenis. Mart Rutjes voor Door gelijkheid gegrepen. Democratie,burgerschap en staat in Nederland 1795 – 1801 en Joris Oddens voor Pioniers in schaduwbeeld. Het eerste parlement van Nederland 1796 – 1798. Beide onderzoeken maakten deel uit van het project: De eerste Nederlandse democratie. De politieke wereld van de Bataafse Republiek 1795 – 1801, dat onder leiding staat van de hoogleraren Niek van Sas en Wyger Velema.
            De titel Pioniers in schaduwbeeld heeft betrekking op het feit dat van 108 van de 126 leden van de Nationale Vergadering, het eerste parlement van Nederland, een portret in silhouet, toentertijd `schaduwbeeld’ genoemd, is opgenomen in de Geschiedenis der Staatsregeling voor het Bataafsche volk (Amsterdam, 1799) van C. Rogge. De schaduwbeelden doen ons, volgens Oddens, “beseffen dat er ruim tweehonderd jaar geleden werkelijk zoiets geweest is als een Nederlands parlement, gevormd door parlementsleden die niet slechts op papier hebben bestaan, maar fysiek, met alle bijbehorende onvolkomenheden” (p. 9). Die parlementariërs heeft Oddens getracht “tot leven te wekken in al haar menselijkheid, zonder vooringenomenheid maar ook zonder genade” (p.9). Dat is hem bijzonder goed gelukt.
            De belangrijkste bron waarvan de schrijver gebruik heeft gemaakt is het zogenoemde Dagverhaal, dat wil zeggen de handelingen van de zittingen van het parlement, die dagelijks in druk werden uitgebracht en voor anderhalve stuiver per aflevering konden worden gekocht en in sociëteiten en koffiehuizen konden worden gelezen. Het Dagverhaal bevatte voornamelijk redevoeringen en rapporten, maar ook de debatten ! Terecht is Oddens van mening dat dit “gemeten naar de mogelijkheden van de tijd moet worden gezien als een duizelingwekkende journalistieke onderneming” (p. 17). Hij breekt een lans voor een uitgebreider gebruik van het Dagverhaal. “Nergens anders biedt het bronnenmateriaal de gelegenheid een bijzondere generatie achttiende-eeuwers op een dergelijke schaal met elkaar in dialoog te zien treden” (p. 20).
           Met Oddens’ bekroonde proefschrift verschijnt voor het eerst sedert 1799 een monografie over het eerste parlement van Nederland. In deze grondige studie komen nogal wat zaken in een ander licht te staan. Zo lieten nog in 2010 de auteurs van de elfde druk van het standaardhandboek Het Nederlandse parlement de parlementaire geschiedenis van Nederland in 1814 beginnen. Oddens toont aan dat al in 1796 een vrij gekozen volksvertegenwoordiging bijeenkwam, gekozen door alle Nederlandse mannen ouder dan 20 jaar, en waarvan de leden geacht werden niet als afgevaardigden van de gewesten, maar als vertegenwoordigers van het gehele Bataafse volk zitting te nemen, zonder last en zonder ruggespraak. Een echt democratisch verkozen parlement dus. Al in de jaren tachtig van de achttiende eeuw bespraken de patriotten ideeën over zo’n modern parlement en onder invloed van de ontwikkelingen op parlementair gebied in revolutionair Frankrijk waren die ideeën gemeengoed geworden onder de Bataven, aldus Oddens.
            Mede door het raadplegen van zo’n 9000 pagina’s van het Dagverhaal kan Oddens aantonen dat het Bataafse revolutionaire gedachtegoed toch een product van eigen bodem was en niet een slappe kopie van het Franse, zoals historici lange tijd  dachten (en van elkaar overschreven).  
            In hoofdstuk vijf pleit Oddens voor een bredere kijk op de geschiedenis van de politieke partij, een meer integrale benadering van partijvorming en partijbegrip. Tot voor kort werd het begrip ‘politieke partij’ voorbehouden aan de moderne partij, gekenmerkt door een strakke organisatie, een program en fractiediscipline. Oddens is van mening dat het fenomeen politieke partij niet kan worden begrepen als alle voormoderne verschijningsvormen maar worden afgedaan als facties. Hij geeft in zijn dissertatie een aanzet tot de studie van die voormoderne partijen door middel van een grondige analyse van twee partijen in de Nationale Vergadering: de Republikeinen en de Moderaten.
            Joris Oddens wijst er meermalen op dat het eerste parlement uit mensen bestond die geen enkele ervaring hadden op het gebied van parlementaire politiek. Het gehele parlementaire bedrijf en de bijbehorende parlementaire rituelen en cultuur moesten nog ontwikkeld worden. De parlementariërs moesten zelf maar invulling trachten te geven aan hun nieuwe ambt. Het is niet verbazingwekkend dat dit alles niet geheel gelukt is. Aan hen was bovendien de taak opgelegd, een grondwet te ontwerpen en leiding te geven aan een verdeeld land, dat ook nog eens in oorlog verkeerde. In de uiterst boeiende slothoofdstukken beschrijft Oddens gedetailleerd hoe, met veel strijd en twee staatsgrepen, toch nog de Staatsregeling van 1798 tot stand kwam met aanzetten tot een nationale regering, een scheiding van kerk en staat en een mensenrechtenverklaring.
            Oddens heeft een interessante studie geschreven, met zorg voor de goede leesbaarheid voor de in geschiedenis geïnteresseerde leek. Het is tegelijkertijd een belangwekkend en baanbrekend boek voor hen die in de geschiedenis van de achttiende eeuw meer zijn ingevoerd, gezien de vele nieuwe standpunten en perspectieven die het biedt op de geschiedenis van de Bataafse Republiek en het eerste parlement van Nederland. Uitgeverij Vantilt stond garant voor een uitgave van hoge kwaliteit.
 
Han C. Vrielink
Kuinder 32, 3891 CC Zeewolde
 
Trefwoorden: Nederland, 18e eeuw, Parlementaire geschiedenis, Bataafse Republiek