Schijngestalten
(recensie: Marieke Bos)
Bert Koene, Schijngestalten. De levens van diplomaat en rokkenjager Gerard Brantsen (1735-1809), Hilversum, Verloren, 2013, 408 pagina’s, geïllustreerd deels in kleur, ISBN 978-90-8704-356-0, € 29,-
Gerard Brantsen ((1735-1809) was een telg uit de deftigste regentenfamilie van Arnhem. Generaties lang bekleedde zijn familie belangrijke posten in Arnhem. Daar begon ook zijn loopbaan, eerst als schepen en daarna regelmatig als burgemeester. Maar zijn ambities waren groter dan Arnhem. Hij maakte snel carrière in de landspolitiek als gedeputeerde ter Staten-Generaal voor Gelderland, en later internationaal als diplomaat. In 1782 vertrok hij naar Parijs om daar als gevolmachtigd minister van de Republiek de vredesonderhandelingen te leiden die in 1784 een einde zouden maken aan de Vierde Engelse Oorlog. Deze onderhandelingen verliepen uiteindelijk voor de Republiek niet al te gunstig. Het bleek een bittere vrede. De Republiek verloor Negapatnam, De VOC verloor het specerijenmonopolie en Engeland kreeg het recht op de vrije vaart op de Molukken.
Gerard Brantsen wisselde een aantal keren van politieke kleur. In het begin van zijn carrière was hij orangist, in de jaren zeventig sloot hij zich aan bij de staatsgezinde factie en tijdens de Gelderse Landdag van 1786 ondersteunde hij het patriottistische standpunt. Hij verzette zich toen tegen het Regeringsreglement en de excessieve macht van de stadhouder. In 1787 wonnen de orangisten met hulp van een Pruisisch leger van de patriotten. Op dat moment stokte zijn loopbaan. Pas in 1793 werd hem door Willem V gevraagd om weer de Republiek te vertegenwoordigen in Parijs. De soevereine natie werd bedreigd en de Republiek zou een vazalstaat worden van Frankrijk. Een hopeloze missie. In de Bataafse Republiek was er voor de `regent’ Gerard Brantsen geen plek. Pas in 1801 kreeg hij weer een rol. Hij maakte onderdeel uit van het Staatsbewind en onder Napoleon werd hij ambassadeur.
Gerard Brantsen was volgens Koene, de auteur van Schijngestalten, een figuur aan de rand van de macht. Hij werd vaak geconsulteerd en zo nu dan in vertrouwen genomen door de hoofdfiguren uit deze periode, maar hij blijft toch maar een voetnoot in de geschiedschrijving.
Bert Koene wijdt meer dan 390 pagina’s aan zijn leven. En mogelijk had hij nog veel meer over hem willen schrijven, want vele malen merkt de auteur op dat bronnen ontbreken. Voor deze biografie kon hij putten uit zo’n 2000 brieven van Gerards hand in het familiearchief Brantsen in het Gelders Archief. Gerard correspondeerde vanaf het moment dat zijn internationale carrière begon op tweewekelijkse basis met zijn broer Derk en ook zeer regelmatig met zijn oom Willem Reinier."De brieven van Gerard Brantsen leverden ons een observatiepost in het hart van de vaderlandse politiek" (blz.385). Maar daarnaast beschreef hij zijn dagelijks beslommeringen, zijn gezondheidstoestand, zijn wandelingen, de etentjes, de zuurkool en de gezouten boontjes die door kennissen uit Nederland aan hem werden toegestuurd. Ook in het Nationaal Archief is veel materiaal over hem te vinden. Via de correspondentie van Carel Wouter Visscher blijkt dat Gerard Brantsen een rokkenjager was. In Parijs had hij een affaire met de danseres Deligny. Dit onderwerp wordt natuurlijk in de familiecorrespondentie discreet gemeden.
Bert Koene lijkt een voorkeur te hebben voor rijke archiefbronnen. Twee jaar gelden verscheen er een boek over de zeventiende-eeuwse Zaanse koopmansfamilie Caeskoper; toen maakte hij gebruik van het ‘Nootysye Boeck’ van koopman Claas Arisz Caeskoper (1650-1729), dat hij vanaf zijn achttiende tot enkele dagen voor zijn overlijden bijhield. Het interessante van Schijngestalten is dat je via de brieven van Gerard Brantsen en de observaties van anderen over hem een beeld krijgt van zijn tijd. En het was een woelige tijd.
Marieke Bos
Trefwoorden: Nederland, Franse tijd, Biografie, Politieke geschiedenis, Cultuurgeschiedenis, Buitenlandse betrekkingen