Reformatie in Brabant
(recensie: Susan Derksen)
Gerard van Gurp, Reformatie in Brabant. Protestanten en katholieken in de Meierij van ’s-Hertogenbosch, 1523-1634. (Hilversum, Verloren, 2013) 272 pp, illustraties in zwart-wit, ISBN / ISSN 978-90-870-4356-8, € 29,-
In het ’s-Hertogenbosch van 1567 leek het even of de vervolging van degenen die actief betrokken waren geweest bij de Beeldenstorm van een halfjaar eerder zou uitblijven. Degenen die de stad in april reeds waren ontvlucht, besloten alsnog terug te keren en werden wat overmoedig in hun negatieve uitingen over het katholieke geloof. De autoriteiten zagen de teruggekeerde protestanten als een gevaar en de schout arresteerde een aantal van hen. Onder de arrestanten bevond zich de gereformeerde diaken Michiel Rombouts, die op 14 augustus 1567 was gearresteerd en op 20 juli van het jaar erna werd opgehangen. De man richtte zich voordat hij het schavot beklom tot God en vroeg om een boodschap voor de toeschouwers als bewijs van zijn onschuld. Aldus geschiedde: Rombouts werd van de ladder gestoten om te sterven en direct verduisterde de lucht, waarna het verschrikkelijk begon te onweren, te hagelen en te waaien. Even plotseling was de bui voorbij en werd de lucht weer helder, hetgeen op de aanwezigen een diepe indruk heeft gemaakt (p. 132).
Behalve een van de vele voorbeeldverhalen die dit boek vrij prettig leesbaar maken, vormt bovenstaand verslag ook een van de problemen die de auteur tijdens het onderzoek tegenkwam en benoemt in het laatste hoofdstuk. Er zijn weinig bronnen beschikbaar over de in dit boek behandelde periode, en het aanwezige materiaal is vaak expres dan wel per ongeluk gekleurd of aangedikt. Dit maakt dat de huidige kennis over het onderwerp “fragmentarisch is en witte plekken vertoont”, zoals de waarschuwing aan het begin van het slothoofdstuk luidt (p. 226). Dat moge zo zijn, maar desondanks heeft de auteur het voor elkaar gekregen om met behulp van een indrukwekkende hoeveelheid primaire en secundaire bronnen een zeer gedetailleerd en onderhoudend verslag samen te stellen.
Reformatie in Brabant is opgebouwd uit een inleiding, zes hoofdstukken en vijf bijlagen waarin de geschiedenis van de Reformatie wordt verteld, in het bijzonder voor de Meierij van ’s-Hertogenbosch, een gebied waar nog niet eerder een zo gedetailleerd onderzoek naar werd gedaan. Natuurlijk lagen er religieuze redenen ten grondslag aan de Reformatie, maar minstens zo belangrijk waren de sociale en economische factoren. Hiermee is door de auteur steeds rekening gehouden, waardoor de studie een interdisciplinair karakter krijgt. De hoofdstukindeling is chronologisch en omvat de tijdvakken tussen het martelaarschap van twee augustijner monniken uit ’s-Hertogenbosch (1523), de hagenpreken, Beeldenstorm en vlucht voor represailles (1566-1567), vluchten vanwege dreigende oorlogen (1579-1583) en de overgave van ’s-Hertogenbosch aan het Staatse leger (1629). Waarom de laatste periode duurt tot 1634, wordt niet expliciet vermeld. Wellicht werd de vestiging van predikanten Paulus Arlebout in Tilburg en Carolus Gortzenius in Oisterwijk (1633) als eindmarkering bedoeld. Beide werden in 1634 gevangen genomen door het Spaanse leger. Na hun vrijlating keerden zij niet terug, waarna zich binnen de Meierij in 1641 alleen in ’s-Hertogenbosch, Eindhoven en Vught nog gereformeerde predikanten bevonden.
De Reformatie kwam in de Nederlanden vooral tot bloei in de steden. Dit gold ook voor de Meierij en had te maken met de stedelijke concentratie van geletterdheid en handelscontacten. In de dorpjes op het platteland waren wel gereformeerden te vinden, maar ze woonden verspreid en vormden slechts een fractie van de bevolking. Sinds in 1523 in Brussel de twee monniken uit ’s-Hertogenbosch als martelaar waren gestorven, werden er in de Nederlanden zo’n 2000 mensen wegens ‘ketterij’ tot de dood veroordeeld, waarvan ruim veertig in de Meierij. Toenemende antiklerikale gevoelens leidden tot grootschalige bijeenkomsten in huizen of in het veld. Toonaangevend in de Zuidelijke Nederlanden was de gereformeerde kerk in Antwerpen; daar werden de geloofsbelijdenissen geformuleerd waarin de gereformeerde waarden stonden beschreven.
De geschiedenis van de Reformatie in de Meierij kende een paar perioden van vlucht en (in veel gevallen) terugkeer. Tijdens de Beeldenstorm werd er flink huisgehouden in ’s-Hertogenbosch en Eindhoven, waarna de aanstichters en de actief bij de gereformeerde kerk betrokkenen moesten vluchten. De vluchtelingen zochten hun heil buiten de steden of in het buitenland, waarbij ook sociale en economische motieven een rol speelden. Na tweemaal een generaal pardon – 1570 en 1574 – keerden velen weer terug. Onder dreiging van het Spaanse leger en een weigering van het stadsbestuur om een Staats garnizoen toe te laten ter bescherming, vertrokken in 1579 weer meer dan vierduizend gereformeerden uit ’s-Hertogenbosch. Nu vertrokken zij veelal naar plaatsen in de Republiek waar zij met hun beroep de kost konden verdienen en waar zij, ondanks het feit dat ze niet per definitie calvinistisch waren, zonder grote problemen konden aarden. Dat de integratie echter niet geheel vlekkeloos verliep, wordt onder andere duidelijk uit de opmerking dat “Vlamingen en Brabanders in Holland wel in de kerk, maar niet in het bestuur [waren] geïntegreerd” (p. 195). In Utrecht werden problemen tijdens het bewind van Leicester geweten aan vluchtelingen uit het zuiden. Ook leken de zuidelijke gereformeerden moeilijk te kunnen toetreden tot de bestaande rederijkerskamers, aangezien er enkele aparte Vlaamse en Brabantse rederijkerskamers werden opgericht.
Doordat er zovelen gevlucht waren, raakte de Meierij intussen sterk ontvolkt. Tijdens het Twaalfjarig Bestand van 1609 tot 1621 kwam een klein aantal gereformeerden weer terug naar de Meierij, maar pas na de overgave van ’s-Hertogenbosch in 1629 en de Vrede van Münster in 1648 kwam er meer ruimte voor het gereformeerd gedachtegoed, hoewel de bevolking van de Meierij overwegend katholiek bleef.
Na de eerste vijf hoofdstukken worden enkele conclusies weergegeven in een slotbeschouwing. Deze is van wezenlijk belang als samenvatting en verklaring van voorgaande hoofdstukken, maar had net een alinea korter kunnen zijn: het weerleggen van de bewering dat het katholicisme een wezenlijk onderdeel zou zijn van de ‘Brabantse volksaard’ was misschien niet nodig geweest. Hoewel de auteur zeer terecht opmerkt dat de reformatie juist in Brabant en Vlaanderen is ontstaan en dat de opvatting dat Brabanders het katholicisme beschouwen als een bepalende factor voor hun identiteit voorbijgaat aan het feit dat er óók protestantse Brabanders zijn, zal het voor de weldenkende lezer toch vanzelfsprekend zijn dat een bewering waarin iets over ‘de aard’ van ‘een volk’ wordt gezegd al snel onjuistheden bevat.
Duidelijker is wel de opmerking dat de religieuze scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden niet zozeer zal zijn ontstaan door de Contrareformatie / Katholieke Reformatie als wel door oorlogshandelingen en belegeringen, die maakten dat veel gereformeerden uit de grote zuidelijke steden zich vestigden in de Republiek. Na 1568 waren de vervolgingen van gereformeerden in het Zuiden grotendeels voorbij. Aangezien het gereformeerde geloof vooral in de steden werd gepredikt, is hierna het platteland van de Meierij nauwelijks meer in contact geweest met het gereformeerd gedachtegoed, terwijl er in dit gebied wel nog tot ongeveer 1620 klachten bestonden over de levenswijze van de katholieke geestelijken. Wellicht had de Contrareformatie daar toen nog geen voet aan de grond gekregen.
Aan het eind van de zestiende eeuw was de gereformeerde kerk als instituut haast geheel verdwenen uit de Meierij, hetgeen bij de auteur de vraag oproept of voor deze regio toen het einde van de Reformatie was aangebroken en of alle moeite en alle leed in deze streken dan voor niets waren geweest. Gelukkig kan hij deze vraag meteen beantwoorden: de Reformatie vormde een basis voor de terugkeer van gereformeerde gemeenten in de Meierij na 1629. Daarnaast zorgde de Reformatie indirect voor een keuzevrijheid van religie en was het een belangrijke aanzet voor hervormingen in de Rooms-Katholieke Kerk in het algemeen. De focus van de auteur ligt bovendien niet op de Kerk als instituut, maar op een gemeenschap van gelovige mensen. Veel gereformeerden bleven ondanks represailles trouw aan hun geloof en de geschiedenis van de gereformeerde Brabanders eindigde niet met hun vlucht, maar werd voortgezet in de Republiek, waar zij in relatieve vrijheid konden leven.
Susan Derksen MA
Trefwoorden: Nederland, Brabant, Meierij van ‘s-Hertogenbosch, 16e en 17e eeuw, Reformatie, Contrareformatie