Jan Huygen van Linschoten (1563-1611) kan zonder enige reserve worden beschouwd als de grondlegger van het Nederlandse reisboek. Hij werd in één klap wereldberoemd in Nederland en ook wel een beetje daarbuiten met zijn Itinerario. Dat boek verscheen in 1596 en maakte het mede mogelijk dat een Nederlandse vloot de juiste weg naar het verre Azië kon vinden. Een deel van de wereld waar de vijandelijke Portugezen de felbegeerde specerijen vandaan haalden die ze tot dan tegen hoge prijzen ook aan de Nederlanders verkochten.Het boek bevatte een groot deel van zijn kennis van het gebied. Die had Linschoten opgedaan tijdens zijn twaalfjarig verblijf in het verre oosten waar hij in Portugese dienst onder meer werkte voor de bisschop van Goa. Het boek was een groot succes en werd een aantal malen herdrukt en vertaald. Tientallen jaren diende het als gids op talloze schepen die de reis naar de Oost ondernamen.
Naast de tekst met aanwijzingen bevatte het prenten van landschappen, diverse bevolkingsgroepen en van vruchten en bomen. Allemaal informatie die de zeevaarders konden gebruiken. De prenten waren door een graveur vervaardigd op basis van schetsen en tekeningen die Linschoten zelf tijdens zijn verblijf in Azië had gemaakt. Het gevolg was dat de afbeeldingen niet erg prachtig zijn. Het zijn zeker geen kunstzinnige hoogstandjes en de toevoeging 'dat zij naar het leven zijn getekend' doet de aandachtige beschouwer verzuchten: "naar welk leven dan?". De tekeningen zijn soms nogal doods.
Deze kwalificaties golden niet zo sterk in de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Er was grote behoefte aan informatie over de verre landen die steeds meer Europese 'ontdekkingsreizigers' letterlijk en figuurlijk op de kaart zetten. Alle reden dus voor de Amsterdamse uitgever Cornelisz. Claes om in 1604 de verzamelde prenten in een boek met de titel Icones, habitus gestusque Indorum ac Lusitanorum per Indiam viventium etc. (hierna Icones) apart uit te geven. Voor de gelegenheid werden de prenten voorzien van uitgebreide Latijnse samenvattingen uit de Itinarario.
Van deze uitgave restten nu nog maar drie incomplete exemplaren, die in verschillende bibliotheken worden bewaard. De historicus Ernst van den Boogaart heeft de fragmenten van deze uitgave zorgvuldig bestudeerd en vervolgens in de juiste volgorde geplaatst. Zo ontstond er opnieuw een leesbaar geheel.Voor de vertaling van de Latijnse teksten kon hij een beroep doen op C.L. Heesakkers. Het geheel werd onder de naam Het verheven en verdorven Azië in het jaar 2000, bijna vierhonderd jaar na de oorspronkelijke uitgave, opnieuw uitgebracht. Het moet gezegd worden, het boek is nog altijd: 'seer nut, oorbaer ende oock vermakelijck'.
Het bevat dertig van de zesendertig prenten van de oorspronkelijke uitgave. Zesentwintig prenten behandelen Aziatische volken en vier planten, bomen en vruchten. Zes topgrafische afbeeldingen uit het origineel zijn weggelaten. In zijn inleiding probeert Van den Boogaart, voorzichtig en uitgebreid, de betekenis van de prenten te duiden. Door precies de beelden en de teksten in hun onderling verband te vergelijken komt hij tot de conclusie dat het getoonde een impliciete boodschap bevat. Die boodschap bestaat er uit dat er een herkenbare hiërarchie is aangebracht. Die hiërarchie geldt zowel binnen de afgebeelde bevolkingsgroepen als voor de groepen als geheel binnen het beschreven gebied. Deze verdeling zou rechtstreeks zijn afgeleid van de destijds in Europa gangbare denkbeelden dat het klimaat grote invloed heeft op het 'volkskarakter'. Kort gezegd: dat hoe noordelijker men op de aardbol bivakkeert, hoe slimmer en rustiger men is. Een zuidelijker verblijf leidt tot dommer, impulsiever en wellustiger gedrag. Dat was dan ook de reden waarom de slimme en rustige Europeanen de zuidelijke volken zonder al te veel problemen konden overheersen.
De Chinezen die noordelijker wonen dan de bevolking van Malabar, komen er aanzienlijk beter van af in de beschrijving van hun zeden en gewoonten. Zo werd een van de eerste openbare bronnen die het magische Azië verbeeldde van begin af aan doordrenkt met dubieuze en wellicht racistische vooroordelen. Van den Boogaart vergt veel van de lezer. Het boek is absoluut interessant maar niet toegankelijk geschreven. De doorzetters worden wel beloond. Het heeft bijna vierhonderd jaar geduurd voordat de Icones opnieuw werd uitgegeven. Het heeft ongeveer zo lang geduurd voordat de opvattingen die Van den Boogaart zo zorgvuldig uit het werk heeft gedistilleerd, als verwerpelijk werden beschouwd.