Hof predikers in de negentiende eeuw
Een carrière bij de koning
Janneke de Jong-Slagman
350 pp, € 29,-
isbn/issn: 978-90-8704-372-8
geïllustreerd

Hof predikers in de negentiende eeuw

(recensie: Susan Derksen)
Janneke de Jong-Slagman, Hofpredikers in de negentiende eeuw. Een carrière bij de koning. Hilversum, Verloren, 2013, 350 pp, illustraties in zwart-wit, ISBN 978-90-8704-372-8, € 29,-
Misschien zijn het niet de twee best bij elkaar passende vragen om te stellen na het lezen van dit boek, aangezien ze elkaar min of meer beantwoorden. Maar goed, toch even: hoe kom je uit al die fragmenten ooit zo veel te weten over mensen die, afgezien van hun preken op hoogtijdagen, toch wat in de schaduw van het drukke en rijke hofleven stonden? En waarom is er nooit eerder een uitgebreid werk over dit onderwerp geschreven? Toegegeven, voor iemand die niet reeds geïnteresseerd was in de godsdienstige aspecten van deze niet altijd even spannende periode uit de geschiedenis van de Oranjes, zal het boek in eerste instantie minder aantrekkelijk zijn. Lees echter wat verder, tot de theoretische en historische kaders zijn opgebouwd, en de hofpredikers krijgen een gezicht. Of beter: de lezer bekijkt het leven van de hovelingen terwijl de prediker zijn werk doet. Aangezien zeker in het begin van de beschreven periode de kerk een belangrijke factor was in het functioneren van het Nederlandse koningshuis, was een nadere studie naar dit onderwerp ongetwijfeld welkom.
            Naarmate de rol van het koningshuis in de samenleving veranderde, werd ook de hofprediker anders bekeken. In zeven hoofdstukken beschrijft de auteur duidelijk de functies  van de predikers die werkzaam waren voor het Nederlandse koningshuis gedurende de negentiende eeuw. Hierbinnen wordt vooral de periode 1815-1890 beschreven: van het begin van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onder koning Willem I tot de dood van koning Willem III. Tijdens deze 75 jaar kreeg de koning steeds meer met nationalisering en democratisering te maken. Naar aanleiding hiervan maakte het ambt van hofprediker grofweg drie ontwikkelingsfasen door, waarbij iedere fase begon met het aannemen van één of meer nieuwe predikers.
            Aan het begin van de beschreven periode lag de nadruk sterk op de kerkpolitiek. Koning Willem I had zowel de Waalse predikant Delprat als Nederlands hervormde hofpredikers in dienst. De laatste groep was voor hem echter de belangrijkste: de ideale eenheidsstaat werd volgens hem ondersteund   door de Nederlandse Hervormde Kerk, aan zijn hof vertegenwoordigd door Krieger en Dermout. Van deze visie kwam in de praktijk echter niet bijzonder veel terecht. Zijn opvolger moest zien om te gaan met de geest van het liberalisme en na 1848 met de grondwettelijke scheiding tussen kerk en staat.
Vanaf 1853, het jaar waarin de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland voet aan de grond kreeg, werd de protestantse identiteit weer belangrijker gevonden en kon Willem III goede sier maken met de benoeming van twee hofpredikers: de Waalse Boucher en de Nederlands hervormde Ruitenschild. In de jaren daarna was de laatste de enige die inhoudelijk werk verzette en veel te maken kreeg met belangrijke rites de passage; verder was deze positie vooral een erefunctie voor enkele predikers die graag in de openbaarheid traden.
Op het moment waarop Willem III hertrouwde, in 1878, begon de derde periode. De koning wilde zijn leven beteren en nam predikers aan voor “een naar binnen gericht, persoonlijk getint hofpredikerschap met het accent op de prediking” (p.301). Het aantal diensten waarvoor predikers Bourlier en Van Koetsveld naar paleis Het Loo moesten afreizen, nam weliswaar af, maar ze hadden er nog altijd genoeg werk aan.
De grote hoeveelheid geschiedenisfeiten waaruit dit boek bestaat, is door de auteur vakkundig in leesbare porties verdeeld en zorgvuldig uitgeschreven. Hierbij valt duidelijk op dat het werk van oorsprong een proefschrift was, dat als handelseditie ogenschijnlijk zonder veel tekstredactie werd gepubliceerd. Overigens is dit geen probleem, ook de lezer die nog niet met het onderzoeksgebied bekend was, zal dit boek kunnen begrijpen. Wel werkt het gebruik van cursief voor het benadrukken van belangrijke woorden enigszins bevreemdend, aangezien het cursief normaal gesproken ook wordt gebruikt voor boektitels en woorden in een andere taal dan het Nederlands. De auteur had hier beter een andere manier van benadrukken gezocht, of de nadruk geheel weg mogen laten en het cursief in plaats daarvan op de niet-Nederlandse woorden kunnen toepassen, want dit is nu niet consequent gebeurd. Het lijkt of alleen Duitse woorden gecursiveerd zijn, terwijl Franse woorden in romein worden afgedrukt.  
Deze kleine kanttekening is echter het enige wat er mijns inziens over de tekst valt op te merken, afgezien hiervan is Hofpredikers in de negentiende eeuw een zeer informatief en – de ‘droogheid’ van de brongegevens in aanmerking genomen – onderhoudend werk, dat het nodige kan toevoegen aan de kennis van ieder die geïnteresseerd is in de relatie tussen Kerk en koningshuis in de negentiende eeuw.
Susan Derksen MA
Susan.Derksen@live.nl
Trefwoorden: Nederland, Negentiende eeuw, Koningshuis, Hofpredikanten