`Samen voor ons eigen'
(recensie: Marieke Bos)
Diederick Klein Kranenburg, ‘Samen voor ons eigen’ De geschiedenis van een Nederlandse volksbuurt: de Haagse Schilderswijk, Hilversum, Verloren, 2013, 419 pp, geïllustreerd in zwart-wit, ISBN / ISSN: 978-90-8704-375-9, € 25,00.
In november 2013 promoveerde Diederick Klein Kranenburg aan de Leidse Universiteit met een boek over de Haagse Schilderswijk in de periode 1920 -1985, ‘Samen voor ons eigen’ Op de voorkant van het boek staat een touwtje uit de deur afgebeeld. Een symbool van de gezelligheid van de Nederlandse volksbuurt waar je gewoon bij elkaar naar binnen kan lopen en waar samenhorigheid en elkaar helpen centraal staan. Eigenlijk iets wat bepaalde politici en beleidsmedewerkers weer zouden willen, de participatiemaatschappij. Vaak wordt met veel nostalgie geschreven over de oude volksbuurt en wanneer men dan de oud-bewoners interviewt, ontstaat vaak een beeld van een paradijselijke jeugd dis schril afsteek tegen de verwarrende moderne tijd. In het huidige debat wordt de komst van buitenlandse migranten en hun gezinnen gezien als een kantelpunt in een ontwikkeling van sociale teloorgang en culturele vervreemding. Klopt het romantische beeld van de Schilderswijk als volksbuurt? Wat is mythe en wat is de werkelijkheid? Klein Kranenburg tracht de historische realiteit te onderzoeken via geschreven en gesproken bronnen.
Via een huis-aan-huisblad wist hij 76 mensen te benaderen voor interviews. De interviews zijn afgenomen door een aantal studenten die het vak Oral History volgden aan de Universiteit Leiden. De oudste geïnterviewde is van 1916 en de jongste van 1965. Daarnaast heeft hij heel diverse archiefbronnen geraadpleegd in het Gemeentearchief van Den Haag, bijvoorbeeld de dossiers van de Sociale Dienst en de Politie. Veel van deze bronnen is echter vernietigd in de loop der jaren en daardoor niet compleet. Een enorm belangrijke bron was uiteindelijk het particuliere archief van de Wijkvereniging De Mussen. In 1926 richtte Meester Jacob de Bruin deze club op voor de opvang van de armere jongens in de wijk. Naar aanleiding van deze unieke vondst is er ook een boekje uitgekomen samen met Wim Willems over de geschiedenis van deze wijkvereniging, Niks Geteisem!
De conclusie van Klein Kranenburg is dat de Schilderwijk verre van homogeen was. In het interbellum waren er aanzienlijke verschillen tussen inkomens en type bewoners. Vooral aan de oostelijke kant van de Schilderswijk vlak bij NS-station Hollands Spoor woonden de armere buurtgenoten, dagloners en steuntrekkers. Aan de westelijke kant van de Schilderswijk, in de buurt van de Vaillantlaan, woonden mensen die het economisch beter hadden en bijvoorbeeld op een kantoor werkten. Deze groep zocht wel aansluiting met de buitenwereld en vertrok op het moment dat ze zich dat financieel kon permitteren vooral naar de buurten rondom het Zuiderpark. De Schilderwijkers die het beter hadden, keken neer op hun armere buurtgenoten. De armen vonden de rijken arrogant en de rijken vonden de armen asociaal. Binnen de straat was er samenhorigheid, maar die verdween wanneer je de hoek om ging. De straat was vooral voor de armere bewoners een verlengstuk van de huiskamer.
Na de Tweede Wereldoorlog namen de economische verschillen tussen de bewoners af. Wie beter ging verdienen, trok weg naar een van de Haagse nieuwbouwwijken. In de binnenstad werden de verwaarloosde huizen afgebroken en de arme bewoners verhuisden richting Schilderswijk. De bewoners zetten zich af tegen de wereld buiten de wijk. Er ontstond een hele sterke “samen voor ons eigen”-mentaliteit. Groepjes bewoners binnen straten bepaalden de norm. Men werd genegeerd of weggepest als men niet aan de norm voldeed. De norm van de Schilderwijkers werd door de buitenwereld gekwalificeerd als asociaal.
In de jaren zeventig ging de wijk volledig op de schop. Adri Duivesteijn speelde hierin als wethouder voor ruimtelijk ordening een belangrijke rol. Hele straten werden gesloopt en soms verhuisde de volledige bevolking van een straat naar een flat in Zoetermeer. Na renovatie namen er vooral allochtonen hun intrek in de wijk. Op dit moment is 89 procent van de bevolking van buitenlandse afkomst. Volgens Klein Kranenburg was er ondanks deze enorme verandering in de samenstelling van de wijk toch sprake van continuïteit. De Schilderwijk bleef de wijk met de armste inwoners van de stad en een deel bleef toch met de rug naar de samenleving staan.
‘Samen voor ons eigen’ is een zeer uitvoerig gedocumenteerde studie. Er is knap omgegaan met de verschillende soorten bronnen. Kwantitatieve analyses uit rapporten van bijvoorbeeld overheidsinstanties worden gecombineerd met kwalitatieve uitspraken. Maar waarom ik deze studie zelf interessant vind, is toch een persoonlijke verbondenheid met de wijk. Mijn eigen grootouders zijn geboren in de Schilderswijk, waar mijn ene overgrootvader een rundvleesslagerij had op de Vaillantlaan en mijn andere overgrootvader een worstenmakerij op de Hobbemakade. Het ging economisch goed met hen en mijn grootouders bleven niet in de Schilderswijk. Vlak na hun trouwen openden ze een eigen slagerij op de Apeldoornselaan vlak bij het Zuiderpark. Ik heb ze nooit wat gevraagd over hun tijd in de Schilderswijk. Door het lezen van deze studie krijg ik toch een beeld.
Drs. Marieke Bos
Trefwoorden: Nederland, Den Haag, 20e eeuw, volksbuurten, lokale geschiedenis, sociaal-economische geschiedenis