Ridders, Priesters en Predikanten in Schelluinen
-
Huib J. Zuidervaart
204 pp, € 20,-
isbn/issn: 978-90-8704-389-6
geïllustreerd in kleur

Ridders, Priesters en Predikanten in Schelluinen

(recensie: Saskia Wubbolts-de Boer)

 

Huib J. Zuidervaart, Ridders, Priesters en Predikanten in Schelluinen (Hilversum, Verloren, 2013), 204 blz., in kleur geïllustreerd, ISBN 978-90-8704-389-6, € 20,-
 
Over Schelluinen verschenen reeds verschillende publicaties, onder andere van Huib Zuidervaart. Op verzoek van de Geschiedkundige Vereniging Giessenburg en Schelluinen heeft de auteur nu een aantal van deze publicaties bewerkt en uitgebreid met de resultaten van nieuw onderzoek naar de buitenplaats Schelluinen en zijn verbintenis met de Ridderlijke Duitsche Orde.
De connectie tussen Schelluinen en de Ridderlijke Duitsche Orde komt tot stand in de 13e eeuw wanneer Dirk III van Altena het patronaatsrecht van de kerk van Schelluinen aan de orde schenkt. Bij deze schenking horen ook de hoeve waar de kerk op staat, het wereldlijke rechtsgebied en de tienden van Schelluinen en nog enkele kleinere hoeven. Zuidervaart gaat ervan uit dat de schenking is gedaan uit dankbaarheid voor de goede zorgen van de orde voor kruisvaarders in het Heilige land. Dirk heeft in 1218 meegevochten in Damiate (Egypte), een plaats waar de Duitsche orde actief is geweest in het verplegen van gewonde kruisridders. Zuidervaart verklaart de schenking van juist Schelluinen door te wijzen op de mogelijke vernoeming naar Ashkelon, de toegangsstad tot Jeruzalem. De vader en grootvader van Dirk III vochten mee in de derde kruistocht en zouden Schelluinen hebben vernoemd na hun thuiskomst. Dirk III wil volgens Zuidervaart de nagedachtenis van zijn familie eren met de schenking. Er blijken ook politieke redenen voor de schenking: Dirk wil waarschijnlijk zijn bezit ook veilig stellen tegen de buurman, de machtige Hollandse graaf.
Na de schenking zal er een vertegenwoordiger van de Duitsche orde als dorpsbewoner in Schelluinen zijn gaan wonen. Dat maakt dat Schelluinen de oudste vestiging van de Duitsche orde in Nederland zou zijn, en niet het bekende Duitsche huis in Utrecht kort na 1230. Het wordt niet geheel duidelijk hoe revolutionair deze bewering is, maar Zuidervaart verdedigt deze zienswijze uitgebreid met een analyse van het verhaal van “Everwacker”, een monnik (van de Duitsche orde) die wordt genoemd in de Dialogus Miraculorum van Caesarius van Heisterbach.
In zeven hoofdstukken schetst Zuidervaart de geschiedenis van Schelluinen en van de Duitsche Orde. In alle hoofdstukken mengt de auteur het vertellen van het verhaal met het maken van keuzes en het poneren van stellingen. Zo komt hij in het tweede hoofdstuk tot de slotsom dat de Gorcumse burgermeester Jan Snouck, die in 1546 het huis in Schelluinen laat bouwen dat er tot op de dag van vandaag staat, door het aanbrengen van een wapenschild met twee vissen de connectie met de heren van Altena eert: “In dat wapenschild figureren twee ruggelings geplaatste zalmen! Kennelijk heeft Snouck geweten dat hij met het bezit van de hofstad Schelluinderberg in de traditie stond van de heren van Altena!” (p. 82, cursivering van de auteur).
Ridders, priesters en Predikanten staat vol bewijzen die Zuidervaart levert voor zijn argumenten. Hij heeft gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid archiefmateriaal en steunt zijn verhaal met cijfers, citaten en illustraties. Ook zijn de laatste vijftig pagina’s van het boek gewijd aan acht bijlagen vol archiefmateriaal, een uitgebreide literatuurlijst en index. Het ene argument is wel sterker dan het andere en niet alle ‘stellingen’ zijn opzienbarend. Toch heeft Zuidervaart ervoor gezorgd dat de geschiedenis van Schelluinen overal goed leesbaar blijft en de rode draad duidelijk is.
Zuidervaart stelt dat de geschiedenis van Schelluinen als een microgeschiedenis kan worden gezien die ons in staat stelt een blik te werpen op de grotere geschiedenis van de Duitsche orde en van Nederland. Dat lijkt een groots plan maar de auteur heeft het wel waar weten te maken. In Ridders, priesters en predikanten staan heel veel kleine ‘kijkjes in de keuken’. Er is te lezen over de inventaris van de slaapkamer van de commandeur (p.86), over de lotgevallen van de predikant Arnoldus Geesteranus, die als remonstrant werd ontslagen in de roerige tijden na de Synode van Dordrecht, uiteindelijk trouwde met de zeldzaam mooie Susanna van Oostdijk en net als Hugo de Groot wist te ontsnappen uit Loevestein (p 112-113). Dit zijn misschien niet wereldschokkende gebeurtenissen maar illustreren mooi de grotere geschiedenis.
Het loopt al met al niet goed af met de commanderij in Schelluinen. Er zijn vele roerige tijden, in de 14e eeuw, tijdens de reformatie van de 16e en in de 17e eeuw. Uiteindelijk valt het doek in 1699 en besluit de kapittelvergadering van de Duitsche orde de commanderij in Schelluinen op te doeken. Alle eigendommen worden publiekelijk geveild en Schelluinen is voortaan een “commanderij op papier” (p.122). Alleen de predikant blijft aan de Duitsche orde gelieerd. Het oude kerkje in Schelluinen wordt in 1899 gesloopt. De tekeningen en foto’s in het boek laten zien dat het een vervallen kerkje is maar dat er wel een bijzonder gebouw aan de sloophamer ten prooi is gevallen. De titel ‘commandeur van Schelluinen’ blijft wel bestaan gedurende al die eeuwen. De huidige commanderij richt zich als charitatieve instelling op hulpverlening in regio’s waarmee de Duitsche orde zich verbonden voelt. De regio van Schelluinen en gemeente Giessenland hoort daarbij. De publicatie van dit boek is deels bekostigd door de commanderij, die daarmee de band tussen orde en dorp eert.
 
 
Drs, S. Wubbolts- de Boer
fraskia@xs4all.nl
 
Trefwoorden: Nederland, Middeleeuwen, Nieuwe tijd, Kruistochten, Damiate, Schelluinen, Ridderlijke Duitsche Orde, Reformatie, Kerkgeschiedenis