Levenstekens
Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672
Judith Brouwer (Handelseditie van gelijknamige dissertatie)
352 pp, € 35,-
isbn/issn: 978-90-8704-405-3
geïllusyteerd in kleur en zwart-wit

Levenstekens

(recensie: Han C. Vrielink)

 

Judith Brouwer, Levenstekens. Gekaapte brieven uit het Rampjaar1672, Hilversum,  Verloren, 2014, 352 pp., geïllustreerd in kleur en zwart/wit, ISBN 978-90-8704-405-3 (handelsuitgave van de gelijknamige dissertatie), € 35.-
 
In 1980 ontdekte de maritiem-historicus S.W.P.C .Braunius in de archieven van de High Court of Admiralty (nu in The National Archives in Kew) min of meer bij toevaleen aantal dozen met brieven uit de zeventiende eeuw, geschreven aan Nederlandse zeelieden. Het betrof zogenaamde Prize Papers, brieven afkomstig van Dutch prizes, dat wil zeggen van door Engelsen gekaapte Nederlandse schepen. Zich baserend op gegevens uit zijn unieke vondst publiceerde Braunius nog in hetzelfde jaar zijn artikel ‘Het leven van de zeventiende-eeuwse zeeman: valse romantiek of werkelijkheid ?’ in Tijdschrift voor Zeegeschiedenis. Hij toonde daarin, op grond van egodocumenten, met name de zeemansbrieven, aan dat het beeld van de zeventiende-eeuwse zeeman hoognodig in vriendelijker zin bijgesteld diende te worden.
Roelof van Gelder onderzocht de meer dan elfhonderd (!) dozen, die maar liefst zo’n 38.000 brieven bleken te bevatten.. In 2006 vervaardigde Van Gelder  een inventaris op deze gekaapte Nederlandse brieven. De verzameling kreeg ook een eigen naam: Sailing Letters.  Ruim 15.000 brieven van die Sailing Letters zijn van persoonlijke aard, waarvan zo’n 8.000 geschreven door ‘gewone’ mensen. En dat is het unieke van deze vondst.
Juist vanwege die 8.000 vormen deze Sailing Letters “een goudmijn voor de cultuurhistoricus”, aldus Judith Brouwer (p.13). Zij vormen een bron van onschatbare waarde aan egodocumenten. Brouwer promoveerde in 2013 aan de Universiteit van Groningen op Levenstekens. Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672. Zij selecteerde uit de 8000 in totaal 195 brieven uit het jaar 1672 en afkomstig uit twee schepen. Het ene schip was de Morgenstar, een kaperschip (!) van de  West-Indische Compagnie (W.I.C.), op weg naar Curaçao, maar gekaapt tijdens de Slag bij Solebay. Het andere was een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnieën (V.O.C.), genaamd Wapen van Hoorn, dat op weg was naar Batavia, maar aan de grond liep bij de Engelse zuidkust en daar werd gekaapt.
Het merendeel van die 195 brieven is geschreven door vrouwen uit de lagere sociale klassen, veelal zeemansvrouwen, en dat maakt deze brieven en daarmee ook deze dissertatie zo uitzonderlijk. Want over deze groep mensen is wel het een en ander bekend, maar vrijwel nooit op grond van door henzelf geschreven documenten. Bijna altijd waren het lieden uit de hogere klassen die over hen berichtten. In Levenstekens gaat het Brouwer juist om de ‘gewone mensen’, mensen die noch tot de gegoeden, noch tot het grauw behoorden.
De brieven zijn voornamelijk geschreven in mei en november 1672. De eerste set onderzoeksvragen van Brouwer gaat dan ook over: hoe de gewone mensen de oorlog beleefden, of en zo ja, hoe zij aan nieuws over de oorlog kwamen en hoe de oorlogssituatie de eigen berichtgeving in hun brieven beïnvloedde.
In de beleving van oorlog overheerste aanvankelijk een sterk gevoel van radeloosheid, maar al gauw volgden berusting, godsvertrouwen en hoop. De brieven staan bol van religieuze taal; die beslaat soms zelfs meer dan de helft van de brief. Zeer geliefd was het woord van Paulus: “Want soo Godt voor ons is, wie sal tegen ons wesen?”
            Uit het onderzoek van Judith Brouwer blijkt, in tegenstelling tot wat lange tijd verondersteld werd, dat ook onder de  vrouwen uit de lagere klassen de belangstelling voor de actuele gebeurtenissen groot was. De vrouwen putten voor hun informatie uit mondelinge berichten, kranten, pamfletten en nieuwsprenten. Mondelinge en schriftelijke berichten vulden elkaar aan. De vrouwen stuurden ook wel kranten met de brieven mee. In hun brieven behandelden zij de actuele ontwikkelingen op politiek gebied: in niet minder dan 187 van de 195 brieven komt de oorlog aan de orde. Brouwer kijkt daar niet van op: “Het merendeel van de briefschrijvers bestond immers uit echtgenotes van zeelieden. Deze mannen liepen door de oorlog rechtstreeks gevaar. Zij wilden graag weten wat zich aan het thuisfront afspeelde” (p.238). De gekaapte brieven laten duidelijk zien dat de lagere klassen wel degelijk interesse hadden voor politiek en de berichtgeving daarover.
            Een tweede onderzoeksveld is, wat Brouwer noemt,  “de gemoedswereld van degenen die achterbleven” (p. 285). De mannen bleven vaak jaren weg; V.O.C.-dienaren waren minstens vier jaar van huis. De brieven spreken bijna allemaal over het grote gemis, het verlangen naar een brief, naar een levensbericht vooral en naar de terugkeer van de echtgenoot. Verdriet, geldzorgen en armoede als gevolg van de oorlog komen veel voor in de brieven. Uitingen van deze gevoelens hadden, volgens Brouwer, vermoedelijk mede de bedoeling een levensteken te ontvangen.
            Interessant is ook wat Judith Brouwer meedeelt over de verhouding ouders – kinderen. In de brieven die zij bestudeerde, besteden moeders veel aandacht aan hun kinderen. Dat is in tegenspraak met wat de Franse historicus Philippe Ariès in zijn bekende werk L’enfant et la vie familiale sous l’Ancien Régime stelt, namelijk dat kinderen in Europa pas in de achttiende eeuw aandacht kregen en voordien als een volwassene in zakformaat werden beschouwd. Elisabeth Badinter, feministisch filosofe en schrijfster, beweerde zelfs, dat er voor het einde van de achttiende eeuw geen moederliefde bestond. Judith Brouwer sluit zich aan bij de critici van Ariès en Badinter. Uit haar analyse van de brieven van de zeemansvrouwen blijkt, dat er bij de moeders, soms op werkelijk aandoenlijke manier, wel degelijk liefde en aandacht is voor de kinderen. Ook wordt er in de brieven over de opeenvolgende stadia van het opgroeiende kind geschreven en worden kinderen helemaal niet als kleine volwassenen beschouwd.
            Met Levenstekens. Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 heeft Judith Brouwer pionierswerk verricht, door de leef- en gemoedswereld van zeventiende-eeuwse vrouwen uit de lagere klassen te ontsluiten. Uit alles blijkt Brouwers grip op de stof; zie bijvoorbeeld de enorme bronnen- en literatuuropgave. Het boek is uitstekend geschreven. Het is bovendien aantrekkelijk uitgegeven en van mooie illustraties voorzien. Daarbij bevat het werk voldoende toelichtingen en verduidelijkingen om ook voor de belangstellende leek goed leesbaar en interessant te zijn. Levenstekens verdient een grote lezerskring.
 
Han C. Vrielink
jcvrielink@planet.nl
 
 
Trefwoorden: Nederland, Rampjaar 1672, Maritieme geschiedenis, Cultuurgeschiedenis, Sociaal-Economische geschiedenis