Werkers van de wereld
(recensie: Susan Derksen)
Matthias van Rossum, Werkers van de wereld. Globalisering, arbeid en interculturele ontmoetingen tussen Aziatische en Europese zeelieden in dienst van de VOC, 1600-1800. Hilversum, Verloren, 2014, 448 pp, illustraties in zwart-wit, ISBN 978-90-8704-419-0, € 39,-
De VOC was in haar bloeitijd een van de grootste werkgevers ter wereld. Het aantal zeelieden, soldaten, slaven en andere werknemers groeide van circa 15.000 in 1625 naar circa 57.000 in het midden van de achttiende eeuw. Dit betekende niet dat de VOC overal ter wereld nieuwe netwerken en knooppunten vanaf een nulpunt opbouwde: in Azië werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van het bestaande Aziatische handelsnetwerk. Ten grondslag aan dit boek ligt de vraag hoe Europese en Aziatische zeelieden zich tot elkaar verhielden binnen de context van de handelsactiviteiten van de VOC in Azië en op welke manier deze verhoudingen vorm kregen en zich ontwikkelden.
Werkers van de wereld, oorspronkelijk een proefschrift waarop de auteur promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, is onderverdeeld in acht hoofdstukken met een proloog en een epiloog. Tevens is het boek voorzien van een zaken- en plaatsenregister, alsmede een aantal bijlagen, die enerzijds informatief, maar anderzijds voor deze handelseditie wellicht minder aangewezen zijn vanwege de vrij specialistische, opsommende aard ervan. Eveneens het vermelden waard is het beeldmateriaal, een mix van duidelijke tabellen en grafieken en illustratieve kunstwerken, die voor deze uitgave duidelijk met zorg zijn verzameld en ingevoegd.
Er is tot nu toe al het nodige geschreven over het leven en werk van geleerden en bestuurders uit de VOC-tijd, maar minder weten we over de ‘werkende mensen’, degenen die de orders uitvoerden en het handwerk deden. De auteur laat zien hoe hij door middel van een vernieuwende onderzoeksmethode te werk is gegaan: in plaats van een tot dusver gangbare analyse van een beperkt aantal ‘complete’ levensverhalen, bestudeerde hij ‘verhaalfragmenten’ – brokjes informatie over de levens van vele VOC-werknemers, met name zeelieden, soldaten en slaven.
Hoewel de auteur in dit onderzoek zeker tot een aantal interessante conclusies kwam, ziet hijzelf zijn studie vooral als een begin, een verzameling aanknopingspunten waaraan nog veel vervolg gegeven kan worden. Hij benadrukt een aantal keren dat grootschaliger projecten nodig zijn om de belangrijkste vragen naar aanleiding van zijn onderzoek te kunnen beantwoorden. Er is nog veel werk te verzetten. Zo is de huidige stand van kennis op het gebied van globalisering in de vroegmoderne tijd vooral gebaseerd op ongelijk verdeelde informatie: we weten veel meer van de Atlantische en Euraziatische scheepvaart dan van de scheepvaart in Azië, terwijl de intra-Aziatische scheepvaart van grote invloed was op de wereldhandel. Er zijn voor dergelijk onderzoek voldoende bronnen beschikbaar: in dit geval is gebruik gemaakt van de Generale Land- en Zeemonsterrollen en de Kopie-criminele en civiele processtukken van de Raad van Justitie in Batavia uit het VOC-archief, en stukken uit de archieven van andere Europese en Aziatische handelscompagnieën.
Dit onderzoek draagt onder meer bij aan twee grote debatten: de vraagstukken rond de historische ontwikkeling van het globaliseringsproces en de ontwikkeling van de Great Divergence, de ‘voorsprong’ van Noordwest-Europa ten opzichte van andere ontwikkelde gebieden – als voorbeelden worden China, India en Japan genoemd. Voor het eerste debat is onder meer nadere studie naar de intra-Aziatische scheepvaart van belang. Verder was een voor dit debat belangrijke vinding het feit dat er al ver voor de negentiende eeuw op grote schaal Aziatische zeelieden werden gerekruteerd voor loondienst op Europese en Aziatische schepen, waarmee de wortels van het internationaliseringsproces van maritieme handelsmarkten deels ook in een aantal bloeiende Aziatische gebieden bleken te liggen.
Een opvallende waarneming voor het tweede debat, over de Great Divergence, is dat de arbeidsverhoudingen tussen Europese en Aziatische zeelieden gedurende de hele onderzochte periode nagenoeg gelijk bleven. De arbeidsvoorwaarden waren vergelijkbaar, de lonen op gelijke hoogte en de arbeidsproductiviteit lag op Europese VOC-schepen ook niet hoger of lager dan op VOC-schepen met een gemengde bemanning. Hoewel de auteur aangeeft dat hier verder onderzoek nodig is, geeft hij aan dat de waargenomen gelijkwaardigheid in deze vooroplopende sector van de vroegmoderne economie in contrast staat tot “het beeld van een vooroplopende en hoger ontwikkelde Europese arbeidspopulatie, zoals bijvoorbeeld geschetst door onder meer Jan Luiten van Zanden en Tine de Moor.” (p. 380).
Dit moet een buitengewoon intrigerend onderzoek zijn geweest, waar veel tijd en motivatie in gestoken is. De vernieuwende invalshoeken en onderzoeksmethoden tonen het enthousiasme van de onderzoeker duidelijk aan, hetgeen ook blijkt uit de epiloog waarin onverwacht nog gebruik wordt gemaakt van een moderne staking – die van de schoonmakers aan de VU in maart 2012 – om het belang van het onderzoek nogmaals te onderstrepen. De levendige en veelzijdige voorbeelden maken dit niet alleen tot een gedegen onderzoeksresultaat, maar laten Werkers van de wereld ook een spannend geschiedenisboek zijn, waarvan de titel al vooruitwijst naar de vele onderzoeksvragen die nog gesteld moeten worden.
Susan Derksen MA
Trefwoorden: Nieuwe tijd, VOC, Globalisering, Azië, Europa, Economische geschiedenis, Zeegeschiedenis