Sterke verhalen
Vijf eeuwen vertelcultuur
Jeroen Salman (red.) (redactie)
160 pp, € 19,95
isbn/issn: 978-94-6004-168-6
geïllustreerd in zwart-wit en kleur

Sterke verhalen

(recensie: Drs. Marieke Bos)

 

Jeroen Salman (red.), Sterke verhalen. Vijf eeuwen vertelcultuur. Nijmegen, Uitgeverij Vantilt, 2014, 160 pagina’s, geïllustreerd in kleur en zwart-wit, ISBN 978-94-6004-168-6, € 19,95.
De afgelopen maanden was bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam de tentoonstelling Sterke verhalen-vijf eeuwen vertelcultuur te zien. De tentoonstelling bracht in beeld hoe de verhalen over Assepoester, Gullivers Reizen, Tijl Uilenspiegel, Cartouche en Faust tot op de dag van vandaag zijn overgeleverd en omgevormd. Tijdens de tentoonstelling werd vooral veel aandacht besteed aan centsprenten, maar daarnaast waren er ook hedendaagse strips en ontwerpen van theaterkostuums te zien.
Bij de tentoonstelling hoorde een bundel met dezelfde titel met artikelen van de hand van Jeroen Salman, Roelof Harms en Talitha Verweij. Jeroen Salman is als onderzoeker aan het Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek van de Universiteit Utrecht verbonden. Alle auteurs doen onderzoek naar populaire cultuur en zijn in het kader van het programma `Popularization and Media Strategies (1700-1900)’ bezig met een analyse van het proces van selectie en aanpassing in Nederlandstalige populaire literatuur uit de achttiende en negentiende eeuw. Liedjes en centsprenten staan bij dit onderzoek en in deze publicatie centraal.
De kinder- of centsprenten waren op goedkoop papier gedrukte vellen in folioformaat met tekst en plaatjes. Ze waren te koop voor een cent. De oplage van deze prenten was enorm. De firma Brepols in Turnhout (België) produceerde in 1854 zo’n 666.240 prenten (pag. 16). Van deze enorme hoeveelheid prenten is maar een fractie overgebleven, zo’n 50.000. Net als de krant van gisteren werden de centsprenten na gebruik weggegooid. Slechts een deel daarvan is overgebleven in openbare collecties, zoals de Verzameling Waller in het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, de Atlas van Stolk te Rotterdam en het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem. Bij de tentoonstelling en het boek is gebruik gemaakt van de particuliere collecties van Arie van den Berg en Nico Boerma.
Men kocht deze centsprenten vaak bij een marskramer. Als een voorloper van de strip vertelden de plaatjes en de tekst in proza of dichtvorm een verhaal, bijvoorbeeld over heiligen en helden, maar ook sprookjes werden als centsprent verkocht. De centsprenten werden niet alleen gelezen, maar ook voorgelezen of naverteld, waarbij dan de plaatjes werden getoond. De druktechniek was vooral de houtsnede. Vaak werden dezelfde drukmallen gebruikt bij verschillende verhalen. In de negentiende eeuw werd er ook gebruik gemaakt van lithografie. De plaatjes waren soms ingekleurd met wat oranje of rood en blauw, soms aangevuld met geel: willekeurige kleurvegen, opgebracht met een grove penseel, duimafdruk of een verschoven sjabloon. In de vormgeving van het boek zijn deze willekeurige stippen terug te vinden.
In de inleiding wordt ingegaan op de verspreiding van het medium.  De oplages van de centsprenten waren enorm en door deze verspreiding hadden ze een grote invloed op hoe verhalen werden verspreid. Verhalen werden in de loop der tijden vervormd. In 1784 werd de Maatschappij tot het Nut van ‘t  Algemeen opgericht. Deze zorgde ervoor dat de prenten een wat meer moraliserend karakter kregen. Een van de zaken die in deze inleiding aan bod komen, is dat de productie van de prenten verschoof van Nederland naar België.  Dit blijkt ook zijn weerslag te hebben gehad op de verhalen.
De sterke verhalen worden in een aantal thema’s uitgewerkt. Het eerste thema is de omgekeerde wereld. Narren en luilakken staan centraal in dit artikel. In deze omgekeerde wereld grijpen de dieren de macht. Op de prenten zien we een varken dat een mens slacht, een haas die op een mens jaagt en een ezel die door zijn baas wordt gedragen. Een andere verbeelding die aan bod komt, is Luilekkerland of het Land van Cocagne. In de prenten vaart men naar dit heerlijke land met een boot. Men combineert in de prenten het verhaal van Cocagne met het narrenschip van Sint Reinut.
Het tweede thema van het boek zijn de heiligen en duivels. Genoveva en Faust staan als het ware voor twee wegen in de christelijke traditie. De ene leidt via godsvertrouwen naar de hemel en de andere via een duivelspact naar de hel. Salman onderzoekt hoe deze verhalen eeuwenlang zijn gepopulariseerd in centsprenten, volksboeken en toneelspel.
Genoveva van Brabant was de dochter van de Hertog van Brabant en getrouwd met een zekere Siegfried. Deze Siegfried liet zijn vrouw alleen achter om te vechten. Ridder Golo zou over haar moeten waken, maar was verliefd op haar en trachtte haar te verleiden. Genoveva ging echter niet in op zijn avances. Golo was gefrustreerd en vertelde aan Siegfried dat Genoveva hem had bedrogen. Siegfried geloofde dit verhaal, want ondertussen was Genoveva bevallen van een kind, een jongen, Schmerzenreich. Siegfried was razend en verbande zijn vrouw en kind. Een jager moest hen naar het bos brengen en doden, maar de jager had medelijden met hen en liet hen in leven en nam als bewijs voor hun dood de ogen van een hond mee. Genoveva wilde haar man niet ontrouw zijn en verborg zich jarenlang in een grot. Ze hield zich in leven met kruiden en vruchten en de melk van een hert. Toen Siegfried eens ging jagen, achtervolgde hij dit hert en kwam uiteindelijk bij de grot. Hij vond daar zijn vrouw en kind terug en door dit wonder geloofde hij in haar onschuld.
Salman gaat in zijn artikel in op de verschillende varianten van dit verhaal. Het verhaal werd voor het laatst gerecycled in 1954: Anton Coolen schreef Genoveva van Brabant, toneelspel in vier bedrijven. Het verhaal van Faust leeft, denk ik, nog meer voort in allerlei versies. Afgelopen zomer was er bijvoorbeeld een prachtige hedendaagse uitvoering van de opera Faust van Gounod door de Nederlandse Opera.
In een ander artikel staan schurken en helden centraal, zoals bijvoorbeeld Tijl Uilenspiegel, die zich van kwaadaardige schelm in de Middeleeuwen ontwikkelde tot held in de negentiende eeuw. Een ander voorbeeld is de soldaat Cartouche, die zich in de volksverhalen ontwikkelde van een nietsontziende misdadiger tot een romantische volksheld.
Het laatste artikel gaat over sadistische stiefmoeders en menseneters. In dit artikel staan sprookjes centraal. Het blijkt dat niet de versie van Grimm leidend is in de centsprenten, maar de minder gecensureerde versie van Charles Perrault., schrijver van de sprookjes van Moeder de Gans. In de centsprenten overheersen de gruwelijkere en erotisch geladen versies. In de versie van Grimm loopt het uiteindelijk goed af met Roodkapje. In de versie van Perrault sterft zij. Zo is in de centsprenten naar de versie van Perrault te zien hoe Roodkapje zich helemaal uitkleedt en bij de wolf in bed stapt. Vervolgens wordt ze verscheurd door het beest en niet meer gered door de jager.
Het is opvallend dat het censureren en aanpassen van sprookjes voor een kinderpubliek in eerste instantie in mindere mate vat leek te krijgen op negentiende-eeuwse centsprenten dan op volksboeken, kinderboeken en ander drukwerk (pag. 150). Een verklaring voor de populariteit van Perrault in de negentiende-eeuwse cultuur van de centsprent kan volgen Talitha Verheij gevonden worden in het feit dat de prenten in de negentiende eeuw vooral in België werden gedrukt, waar de Franse invloed groter was dan de Duitse.
Het boek bevat nog twee andere artikelen. In een artikel staan bruiloften en huwelijkslevens centraal. Dan volgt een artikel met de verhalen over pioniers en avonturiers met voorbeelden als Gulliver en Robinson Crusoë. Literatuur wordt als het ware verstript, iets wat tegenwoordig ook nog gebeurt, bijvoorbeeld door de kunstenaar Dick Matena, die recentelijk De Avonden van Gerard Kornelis van het Reve heeft verstript. 
Sterke verhalen biedt een fraaie historische caleidoscoop van de rijke Nederlandse vertelcultuur. In alle hoofdstukken wordt de overlevering van bepaalde verhalen uit de doeken gedaan. Zo wordt getoond hoe populaire verhalen werden verteld en verspreid, hoe ze veranderden en overgenomen werden door andere populaire media. De vormgeving van het boek is mooi bedacht. De gele stippen sluiten goed aan bij de inkleurtechniek die bij centsprenten gebruikelijk was. Wat ik wel jammer vind, is dat de fraaie reproducties van de prenten door het formaat van het boek minder goed te bekijken zijn. Fraaier zou het zijn geweest als het boek in het formaat van de centsprent was gedrukt.
Drs. Marieke Bos
mhfbos@gmail.com
Trefwoorden: Nederland, België, Nieuwe tijd, Literatuurgeschiedenis, Cultuurgeschiedenis, Tekst & Beeld