De Beaufort
Geschiedenis van een aanzienlijke familie van 1613 tot 1876
Rob Melchers
308 pp, € 35,-
isbn/issn: 978-90-8704-430-5
geïllustreerd in kleur

De Beaufort

(recensie: Drs. M.G. Koelewijn)

 

Rob Melchers, De Beaufort. Geschiedenis van een aanzienlijke familie van 1613 tot 1876. Hilversum, Verloren, 2014, 308 pag., geïll. in kleur, ISBN 978-90-8704-430-5, € 35,-
 
Een huwelijk dat na zes jaar van gerechtelijke procedures alsnog wordt voltrokken – dat klinkt in onze tijd, waarin talrijke huwelijken via de rechter juist worden ontbonden, wel heel vreemd in de oren. Voor de familie De Beaufort was er eind zeventiende eeuw echter veel aan gelegen dat het huwelijk van dochter Anna, ondanks de verbroken trouwbelofte van haar verloofde Lodewijk Ernst Sulyard baron van Leefdael, tóch doorgang vond. In het licht van de ‘huwelijkspolitiek’ was de erkenning van de trouwbelofte door de rechter van groot belang. Niet alleen was daarmee de eer van de familie gered, ook voor het relatienetwerk van de regentenfamilie was een huwelijk met een edelman gunstig. Zoals auteur Rob Melchers stelt: “Het proces De Beaufort versus Van Leefdael is tekenend voor het zelfbewustzijn van de familie De Beaufort” (p. 80). Veelzeggend is het ook dat een kleine twee eeuwen later huwelijken met adellijke partners in deze familie probleemloos of zelfs vanzelfsprekend waren.
 
In dit boek – de handelseditie van een proefschrift – worden zeven generaties van de ‘jongere tak’ van de familie De Beaufort beschreven: van de ‘eerste’ Pierre de Beaufort, die omstreeks 1613 uit Frankrijk naar Nederland trok en zich hier vestigde, tot de ‘laatste’ Pieter de Beaufort, die op 30 mei 1868 door koning Willem III in de adelstand werd verheven. Op een overzichtelijke en onderhoudende manier laat Rob Melchers zien hoe dit geslacht in ruim twee en een halve eeuw dankzij huwelijkspolitiek en vererving een aanzienlijke familie werd en deze welstand en vooraanstaande maatschappelijke positie wist te behouden.
 
Het onderzoek van Melchers past in de hernieuwde belangstelling voor elitestudies. Dit soort onderzoek door sociologen en historici richtte zich aanvankelijk op stedelijke bestuurders en heeft zich inmiddels uitgestrekt tot de adelscultuur. Melchers heeft ervoor gekozen om de familie De Beaufort te plaatsen in een politieke en maatschappelijke context en heeft zich laten inspireren door de benadering van de socioloog Cees Schmidt in zijn dissertatie over het geslacht Teding van Berkhout (1986), die op zijn beurt weer geïnspireerd is door het werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu. Bij de behandeling van de vraag hoe het ‘maatschappelijk vermogen’ van de familie De Beaufort tot stand kwam en behouden bleef, heeft Melchers zijn blik steeds gericht op het zelfbeeld van de familie. Het ‘maatschappelijk vermogen’ kan ontleed worden in sociaal-economisch, sociaal-politiek en sociaal-cultureel vermogen, ofwel: de invloed van de familie op lokaal, regionaal en nationaal beleid, de financiële welstand en de status en het prestige van de familie.
 
De voornaamste bron voor dit onderzoek is het omvangrijke familiearchief, dat zich in het Utrechts Archief bevindt. Verder zijn tal van andere archieven geraadpleegd, zoals die van de stad Hulst, de Nassause Domeinraad, het provinciebestuur van Utrecht en de Rijksuniversiteit Utrecht. Ook heeft Melchers gebruikt gemaakt van notariële archieven en archieven van de Hoge Raad van Adel en de zogenaamde ‘Waalse fiches’ en het ‘rode boekje’ en het ‘blauwe boekje’ (de reeks Nederland’s Adelsboek en Nederland’s Patriciaat).
 
De familie De Beaufort kwam oorspronkelijk uit Meaux, nabij Parijs. Deze familie-geschiedenis begint met Pierre de Beaufort, die in 1595 in Sedan werd geboren in een protestantse familie. Zijn vader was kleermaker en later koopman, zijn moeder was de weduwe van een hoveling. Dat de doopgetuigen van Pierre afkomstig waren uit de hogere stand betekende een makkelijker entree in de hogere kringen op latere leeftijd. Het precieze jaar en de exacte reden dat Pierre zich in de Nederlanden vestigde, zijn niet bekend. Via een oom, Etienne de Franchimont, kon hij een betrekking krijgen als ambtenaar op de Franse ambassade in Den Haag. Zijn levensgeschiedenis is vrij nauwkeurig te reconstrueren,  waarbij het opmerkelijk is dat hij gelieerd was aan Constantijn Huygens en aan het eind van zijn loopbaan zijn zoon Benjamin naar voren schoof als zijn eigen opvolger. En zo “zorgde hij er ook voor dat de volgende generatie De Beaufort in het zadel geholpen werd”, concludeert Melchers (p. 66).
 
We volgen de familie vervolgens van vader op zoon, van Zeeland naar de Utrechtse Heuvelrug, via Hulst, Hulsterambacht naar IJsselstein, Driebergen, Zeist en Utrecht. Persoonlijk was ik het meest geboeid door de zesde en zevende generatie: de levensverhalen van Willem Hendrik de Beaufort (1775 – 1829), Arnoud Jan de Beaufort (1797-1866) en Pieter de Beaufort (1807-1876). Een groot deel van hun geschiedenis speelde zich af in Utrecht en omgeving, waar zij grond en panden bezaten, waaronder de buitenplaats Den Treek, die een belangrijke plek ging innemen in de familie. De belangstelling van Arnout Jan voor de agrarische opbrengst van zijn grondbezit was typerend voor die tijd. Hij legde dagelijks vele kilometers op zijn landgoed af en noteerde nauwkeurig wat hij in de natuur zag. Ook was hij zijn hele leven bezig met de exploitatie van zijn grondbezit en kort voor zijn dood maakte hij een notitie voor zijn kinderen in een speciaal opschrijfboekje met het verzoek om de exploitatie van het landgoed op dezelfde manier voort te zetten. “De typering van een buitenman die het landelijke leven verkoos boven het wereldlijke bestaan maakt Arnoud Jan, meer nog dan zijn vader, tot een representant van het ‘nieuwe’ agrarische Nederland”, aldus Melchers (p. 216).
 
De auteur is erin geslaagd om de bewegingen van de grote familie De Beaufort goed in kaart te brengen en er een prettig leesbaar verhaal van te maken. Dat is deels te danken aan de heldere structuur: elke generatie wordt op min of meer dezelfde manier beschreven, waarbij steeds aandacht is voor de historische achtergronden, de bestuursfunctie(s) of andere werkzaamheden, huwelijk(en), nakomelingen, het financiële vermogen en het levenseinde. Doordat Melchers waar nodig de historische en geografische situatie uitgebreid schetst en inzoomt op gebeurtenissen, kwesties en personen die bepalend zijn geweest voor het verwerven van maatschappelijk vermogen, heeft hij het gevaar van een al te opsommende beschrijving vrijwel weten te voorkomen. Herhaling hier en daar is in een familiegeschiedenis bijna onvermijdelijk en ook trof ik enkele taalkundige inconsequenties aan, maar echt storend is dit niet.
 
Het boek is geïllustreerd met portretten, prenten van buitenplaatsen en foto’s van archiefstukken en is voorzien van een bibliografie, een persoonsnamenregister en een aantal bijlagen, waarbij het vermeldenswaardig is dat deze laatste geannoteerd zijn. Vooral bij de boedelinventarissen is dit nuttig, want dankzij de toelichting bij voorwerpen als twaelf klapmutsjes (ondiepe porseleinen kommen), twintig paar lobben (geplooide manchetten) en twee en sestig fluwijnen (kussenslopen) krijgt de lezer een beter beeld van de mate van rijkdom en welstand op een bepaald moment in de familiegeschiedenis. Een dergelijke ‘momentopname’ werkt als een extra illustratie van het op dat moment verworven maatschappelijk vermogen.
 
Drs. M.G. (Mirjam) Koelewijn
m.g.koelewijn@gmail.com
 
Trefwoorden: Nederland, Nieuwe tijd, Elitegeschiedenis, Sociale geschiedenis, Patriciaat, Erfrecht.