Keerpunt 1813
-
Keerpunt 1813 (Themanummer van tijdschrift De Negentiende Eeuw, 38 / 2)
De Negentiende Eeuw, jrg.38 / pp, € 10,-
isbn/issn: 978-90-8704-480-0
Geïllustreerd in zwart / wit

Keerpunt 1813

(recensie: Han C. Vrielink)

 

Keerpunt 1813. Themanummervan het tijdschrift De Negentiende Eeuw, jg. 38, nr. 2, Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2014, pp. 65 – 128; geïllustreerd in zwart/wit, ISBN 978-90-8704-480-0, € 10,-
 
Dit themanummer bevat een viertal lezingen die op 13 december 2013 gehouden werden op het congres van de Werkgroep De Negentiende Eeuw. Thema van dat druk bezochte congres was de betekenis van de gebeurtenissen in 1813 voor de ontwikkeling van de Nederlandse natie. Daarbij stond de vraag centraal of de jaren 1813 – 1815 een politiek en cultureel keerpunt vormden in de Nederlandse geschiedenis, of dat zij al langer geldende ideeën en verhoudingen bestendigden.
            Het eerste artikel (pp. 67 – 82), van de hand van Matthijs Lok, is getiteld: ‘Een geheel nieuw tijdvak in ons bestaan. De herinnering aan de Nederlandse Opstand en de temporaliteit van ‘1813’’. Lok is docent moderne Europese geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en bestuurslid van de Werkgroep Negentiende Eeuw. Hij beschrijft op boeiende wijze hoe men in 1813 enerzijds de gebeurtenissen trachtte te duiden aan de hand van voorbeelden uit de Nederlandse Opstand van de zestiende eeuw. Maar anderzijds beschouwden diverse auteurs uit die tijd de omwenteling van 1813 in wezen als verre superieur aan die van 1572, omdat ‘de ouden tijden’ ( lees: de oude Republiek) juist niet ‘wederom’ kwamen.
Matthijs Lok promoveerde in 2009 op de interessante dissertatie: Windvanen. Napoleontische bestuurders in de Nederlandse en Franse Restauratie 1813 – 1820, waarin hij de continuïteit aantoont tussen de periode van de Inlijving en het Koninkrijk der Nederlanden. In aansluiting daarop wijst de auteur er in dit artikel op, dat ook al vormde 1813 een politieke breuk, het idee van ‘1813 als begin van een geheel nieuw tijdvak in de Nederlandse geschiedenis’ tevens als een opzettelijke historische constructie van de tijdgenoten zelf moet worden onderkend. Er is dus volgens Lok niet alleen maar sprake van ‘keerpunt’ en ‘nieuw tijdvak’, maar minstens evenzeer van continuïteit.  Bij hedendaagse Nederlandse historici vigeert echter nog steeds uitsluitend de opvatting van 1813 als het startpunt van de moderne politieke geschiedenis van Nederland.
Van Germa Greving M.A. is het artikel: ‘Lang leve het levend verleden ! Het eeuwfeest van de Nederlandse onafhankelijkheid van 1913’ (p. 83 – 101). Hoogtepunt van de viering van 1913 was de grootste historische optocht ooit. Dit Haags evenement was, volgens de auteur, “een cultuurhistorisch keerpunt; de markering van het breukvlak van twee eeuwen”, omdat het de laatste historische optocht was, maar ook omdat het “een nieuwe omgang met het verleden” betekende, die “in het teken van het ‘beleven’ zou komen te staan”
(p. 101). Dat mag allemaal zo zijn, maar het stuk staat wel mijlenver af van het thema van het congres van de Werkgroep en van het themanummer van De Negentiende Eeuw, genaamd: Keerpunt 1813. Bovendien is het artikel door de erbarmelijke stijl en de duistere betoogtrant allesbehalve een genoegen om te lezen.
            De kunsthistorica en redacteur van het tijdschrift De Negentiende Eeuw, Eveline Koolhaas-Grosfeld, schreef het korte, maar boeiende en uitermate heldere artikel getiteld: ‘De betekenis van 1813 voor de schilderkunst. Mythe en feiten’(p. 102-112).  Hierin maakt zij duidelijk, dat literatoren het in 1813 en 1814 weliswaar deden voorkomen als zou de herleving van de Nederlandse schilderkunst in de Napoleontische tijd een vorm van verzet tegen de overheersing zijn, maar dat de feiten anders uitwezen. Die herleving was al aan het einde van de achttiende eeuw begonnen, waarbij de kunstenaars zich lieten inspireren door zeventiende-eeuwse genreschilders. Koning Lodewijk Napoleon moedigde die beweging juist aan, onder meer met studiebeurzen en aankopen. Niets Franse onderdrukking van de vrije Hollandse schilderkunst dus. Ook de `bevrijding van het Franse juk’ bracht in 1813 en 1814 geen verandering in de Nederlandse schilderkunst. De schilders bleven doorgaan op de rond 1800 ingeslagen weg. Pas na de slag bij Waterloo heeft het er even op geleken dat er iets veranderde: Jan Willem Pieneman schilderde de enorme historieschilderingen Slag bij Quatre Bras (1818) en Slag bij Waterloo (1824). Doordat koning Willem I de doeken echter niet blijvend in een openbare ruimte tentoonstelde, konden deze werken geen verdere invloed uitoefenen.
            In ‘De kleuringen van Oranje. Bedenkingen tegen oranjevertoon rond het vertrek van de Fransen eind 1813’ (p. 113-128) behandelt Wilfried Uitterhoeve de golf van oranjevertoon ( het dragen van oranje linten en kokardes, het hijsen van oranje vlaggen en dergelijke) in november 1813. Hij corrigeert de traditionele visie dat het daarbij ging om het tonen van het algemeen levende verlangen naar de terugkeer van het Huis van Oranje. Oranjevertoon was inderdaad vrijwel algemeen in Holland, maar in de andere gewesten was het bijna nergens een massaal verschijnsel. Uitterhoeve toont aan dat meerdere groepen ernstige bedenkingen hadden tegen oranjevertoon. Sterk was de vrees voor een reactionaire restauratie door middel van een reactionaire Oranjepartij. Angst voor de zogenoemde ‘tumultueuze bewegingen van het canaille’ speelde evenzeer een belangrijke rol. Ook moest men rekening houden met de nog aanwezige Fransen. Oranjevertoon van de burgerij was niet zozeer een uiting van Oranjegezindheid, aldus Uitterhoeve, maar een middel om zich het gemeen van het lijf te houden. De auteur concludeert dat tijdens de inlijving oranje de kleur van de anti-Franse opstandigheid was; in de loop van de tijd werd het de kleur van het vaderland en het symbool van “het verlangen naar een herstel van de eigen staatsgemeenschap, eventueel onder een Oranje in een nader te bepalen positie” (p. 128).
 
Han C. Vrielink
Kuinder 32, 3891 CC Zeewolde
 
Trefwoorden: 1813, Nederland, 19e eeuw, Politieke geschiedenis, Oranje