De Gouden Eeuw in gedichten van Joost van den Vondel (1587-1679)
-
A.Agnes Sneller
112 pp, € 14,-
isbn/issn: 978-90-8704-392-6
Zeven Provinciën Reeks 33, geïllustreerd

De Gouden Eeuw in gedichten van Joost van den Vondel (1587-1679)

(recensie: Susan Derksen)

 

A. Agnes Sneller, De Gouden Eeuw in gedichten van Joost van den Vondel (1587-1679). Hilversum, Verloren, 2014, Zeven Provinciën Reeks 33, 112 pp, illustraties in zwart-wit, ISBN 978-90-8704-392-6, € 14,-
 
Weinigen hebben nooit van hem gehoord: Joost van den Vondel, een van de beroemdste dichters uit de geschiedenis van ons land. Helaas wordt zijn werk tegenwoordig ook nog slechts door weinigen gelezen en begrepen. Vondel is ruim drie eeuwen dood en het taalgebruik in zijn gedichten, zo bloemrijk en inventief, is voor de moderne Nederlander haast niet meer te volgen. Over de tijd waarin hij leefde weten we aardig wat, maar het is moeilijk voor te stellen hoe het dagelijks leven er destijds uitzag. Agnes Sneller deed er daarom bijzonder goed aan om dit 33e deel in de Zeven Provinciën Reeks te wijden aan de Gouden Eeuw, en om het werk van Vondel hier in de context van deze tijd te plaatsen.
            Na een inleiding over onder andere de afstand tussen Vondel en de moderne lezer, de functie van gelegenheidsgedichten en de moeilijkheden van spellingswijzigingen en taalgebruik door de eeuwen heen, volgen vier hoofdstukken over even zo veel onderwerpen uit de geschiedenis van de Gouden Eeuw. Allereerst wordt de levensloop van de dichter zelf onder de loep genomen, alsmede zijn familie en vrienden en de directe omgeving waarin hij opgroeide. Vervolgens wordt ingegaan op relaties en huwelijken, met behulp van de bruiloftsdichten die Vondel schreef. Verder wordt gekeken naar de stad Amsterdam, waar in Vondels tijd net het nieuwe Stadhuis in gebruik werd genomen. Het laatste hoofdstuk behandelt de gedichten over het Huis van Oranje-Nassau en Vondels zienswijzen op hoofdpersonen als de prinsen Maurits en Frederik Hendrik.         
De geringe omvang van dit boek in aanmerking genomen, was het onvermijdelijk dat slechts een paar van de vele onderwerpen uit de Gouden eeuw en uit het werk van Vondel hier onder de loep genomen konden worden. De motivatie voor de keuze, waarom juist deze onderwerpen zijn besproken, werd mij tijdens het lezen niet duidelijk, hoewel dit aan de kwaliteit van bespreking en relevantie van de onderwerpen niet per se afdoet. Een enigszins vreemd besluit (van de auteur?) was wel dat alle hoofdstukken afzonderlijk van elkaar gelezen konden worden en dat er dus “soms iets herhaald moest worden” (p. 11). Juist in een boek van slechts 107 bedrukte pagina’s zou je moeten zorgen voor een goed doorlopend en bondig verhaal, waarin alle fenomenen slechts één keer verklaard hoeven te worden. De opmerking over herhaling wekt de indruk dat het hier om een publicatie van losse artikelen gaat en dat men het tijdens de samenstelling niet nodig vond de moeite te nemen om hier één lopend verhaal van te maken.
Hoewel dit een bijzonder informatief en inhoudelijk sterk boek is en er goed is nagedacht over de leesbaarheid van de gedichten (deze zijn veelal naar een prettig leesbaar hedendaags Nederlands vertaald), was in de overige tekst de begrijpelijkheid van de verhaallijn hier en daar voor verbetering vatbaar geweest. De vertelstijl is niet overal even onderhoudend. Zo wordt de lezer op p. 16-18 enkele alinea’s lang in het ongewisse gelaten over het aantal kinderen dat de dichter en zijn vrouw Maaike samen kregen. Ineens wordt er een zoon geboren en overlijdt hij ook, er overlijdt een dochter op achtjarige leeftijd en pas daarna wordt gezegd dat er uiteindelijk slechts twee van het nog altijd onbekende aantal kinderen in leven zullen blijven. Deze verhaallijn is wel te volgen, maar niet bepaald aangenaam leesbaar voor een leek.
            Ondanks deze kleine op- en aanmerkingen over de structuur plaatst dit boek het werk van Vondel op gedegen wijze in de context van zijn tijd, met betrekking tot de gekozen onderwerpen. Er wordt veel naar secundaire literatuur verwezen, waardoor de lezer die hier informatie te kort komt, de antwoorden ook elders kan opzoeken. In zeer kort bestek leert de lezer veel bij, zowel over Vondel en diens werk, alsook over enkele belangrijke aspecten van de Gouden Eeuw. Daarmee kan dit boek zeker worden beschouwd als een waardevolle aanwinst voor de Zeven Provinciën Reeks.
 
Susan Derksen MA
 Susan.Derksen@live.nl
 
Trefwoorden: Nederland, Republiek, Gouden Eeuw, Joost van den Vondel, Sociaal-economische Geschiedenis, Taalgeschiedenis