In maart 1999 organiseerde de Universiteit van Utrecht een internationale conferentie over de geschiedenis van de Engels - Nederlandse betrekkingen. De bijdragen van de sprekers zijn thans geboekstaafd en uitgebracht onder de titel Anglo-Dutch Relations in the Nineteenth and Twentieth Centuries.. Het is een bundel geworden met veertien nogal verschillende bijdragen die chronologisch, aspecten van de lange en vaak gecompliceerde relatie belichten.
De onderlinge verschillen en overeenkomsten binnen de relatie zijn niet alleen van belang geweest voor de betrokken landen. Ook de buurlanden in Europa werden en worden met de relatie geconfronteerd. Zo merkte de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, Maurice Couve de Murville, in 1962 op dat Nederland en het Verenigd Koninkrijk beiden eilanden vormden in de toenmalige Europese gemeenschap. In het geval van het Verenigd Koninkrijk kan dat eenvoudig worden aangetoond, dat is tenslotte ook fysiek een eiland. Verder geldt dat het land, tot op de dag van vandaag, een wat je zou kunnen noemen geïsoleerde koers vaart binnen de EU. Dat dit ook van toepassing zou zijn, op het braafste lid van de EU, Nederland, moet naar mijn oordeel worden betwijfeld. De opmerking wordt in het boek verder niet uitgewerkt en blijft daarmee niet meer dan een uiting van Gallische frustratie.
In veertien bijdragen wordt een helder, interessant en gedegen beeld gegeven van meer dan tweehonderd jaar Engels-Nederlandse politieke en economische relaties. Er is in de bundel een cesuur te herkennen. De negentiende-eeuwse periode wordt door drie auteurs behandeld; de twintigste eeuw door de overige elf. Dat brengt met zich dat de artikelen over de 20e-eeuwse aspecten van de relatie aanzienlijk gedetailleerder zijn dan die de negentiende eeuw behandelen. Dat doet gelukkig geen afbreuk aan het geheel.
Niet alle veertien artikelen kunnen hier uitgebreid besproken worden. Om een indruk te geven passeren er slechts een paar de revue. Het eerste artikel is van de hand van Jur van Goor en behandelt de periode 1780-1820. Dat is een buitengewoon interessante periode in de gemeenschappelijke geschiedenis van beide landen. Het is de periode waarin de Republiek tijdens een turbulent transitieproces veranderde van een zelfstandige natie tot een (gedwongen) vazal van de erfvijand van Frankrijk. De Engelse blokkade en de Franse dominantie in Europa zorgden ervoor dat de positie van Amsterdam als stapelplaats voor de Europese en de Aziatische markt voorgoed verloren ging. Britse troepen bezetten alle belangrijke Nederlandse koloniën, in de Oost, de West en aan de Kaap. Na de beëindiging van de Napoleontische Oorlogen kreeg het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden die niet allemaal terug van de nieuwe wereldmacht Groot-Brittannië. Nederland was inmiddels van een zelfstandige en vooraanstaande Europese macht verworden tot een marginale staat en kon daar weinig tegen in brengen. Het gegeven dat het Nederlandse grondgebied met steun van de Britten werd uitgebreid met het huidige België vormde daarvoor onvoldoende compensatie.
In het tweede artikel besteed N.C.F. van Sas aandacht aan de periode 1813 - 1870. Een periode waarin België zich met passieve steun van Groot-Brittannië losmaakte van Nederland. Toen de Nederlandse koning Willem I met een veldtocht de Belgische opstandelingen militair in het nauw dreef waren de Britten er als de kippen bij om met een zeeblokkade de Nederlandse pogingen tot een militaire oplossing te frustreren. In de jaren na 1839 waren de Engels -Nederlandse belangen vooral in het geding wanneer beide koloniale machten hun positie in de Oost moesten verdedigen.
Die periode wordt door Maarten Kuitenbrouwer behandeld (1870-1914). Beide landen waren toen op het hoogtepunt van hun koloniale macht. Daarbij moet dadelijk worden opgemerkt dat het Britse rijk vele malen groter was dan het Nederlandse en dat het laatste land mede de vruchten kon plukken van de ‘Pax Britannica’ die ervoor zorgde dat binnen het enorme rijk de handelsstromen tussen het moederland en de koloniën niet konden worden belemmerd.
Marc Frey behandelt de soms gespannen relatie tussen de beide landen gedurende de Eerste Wereldoorlog. De grote meerderheid van de Nederlandse bevolking koos partij voor de geallieerde zaak, maar dat mocht het moeizame Nederlands-Duitse handelsverkeer vooral niet schaden, zo wordt helder uiteengezet. In de dan nog volgende tien bijdragen wordt in chronologische volgorde toegewerkt naar de situatie waarbij Wim Kok en Tony Blair elkaar vrienden konden noemen. Jammer genoeg wordt dit wat knullig verbeeld op de omslag van het boek. Daar heeft de uitgever een rommelige compositiefoto gebruikt. Dat geeft een resultaat waar iedere beginnende ‘Photoshopper’ zich voor zal schamen. Gelukkig geldt dat niet voor de bijdragen die stuk voor stuk van een hoog niveau zijn. Het boek is voorzien van een uitgebreid notenapparaat en een behoorlijke index.
Dirk J. Tang