Verhalen van vrijheid
Autobiografieën van slaven in transnationaal perspectiefm 1789 - 2013
Marijke Huisman
256 pp, € 25,-
isbn/issn: 978-90-8704-509-8
geïllustreerd in zwart-wit

Verhalen van vrijheid

(recensie: Tessa Nagel M.A.)

 

 

 

Marijke Huisman, Verhalen van vrijheid. Autobiografieën van slaven in transnationaal perspectief, 1789-2013, Hilversum, Verloren, 2015, 256 pp, illustraties in zwart wit, ISBN 978-90-8704-509-8, € 25,-
Nog nooit is er zoveel aandacht geweest voor slavernij in Nederland als de afgelopen tien jaar. Hetzelfde geldt voor egodocumenten, maar deze trend loopt al iets langer; de twintigste eeuw wordt weleens aangeduid als ‘the era of the witness’ of de ‘age of testimony’. Huisman brengt in haar boek deze twee tendensen samen en onderzoekt hoe er door de jaren heen gekeken is naar autobiografieën geschreven door slaven.
In de inleiding legt Huisman uit dat in Groot Brittannië en de Verenigde Staten, tijdens de opkomst van de antislavernijbeweging vanaf het midden van de achttiende eeuw, ruimte was voor slaven zelf om hun stem te laten horen. Verschillende slaven deden dat via een autobiografie, al dan niet met hulp geschreven, ofwel slave narrative, zoals dit genre ook genoemd wordt. Een behoorlijk aantal van deze slave narratives werd in het Nederlands vertaald, wat op zijn minst opvallend mag heten, omdat in Nederland de antislavernijbeweging nooit groot geweest is. Tegenwoordig wordt, om het eenzijdig witte perspectief op slavernij in Nederland te doorbreken, veel aandacht geschonken aan egodocumenten uit deze periode. Hierbij moeten wel kanttekeningen gemaakt worden, zoals dat de beschikbare egodocumenten vrijwel allemaal niet-Nederlands zijn. Krijgen wij dan een beeld van de gebeurtenissen in de Nederlandse koloniën? Krijgen wij überhaupt een reëel beeld als wij ons baseren op egodocumenten? Zo zijn er nog tal van andere vragen. Huisman doet in dit boek onderzoek naar de manier waarop door lokale verschillen en historische veranderingen betekenis is toegekend aan autobiografische ervaringen van slaven in Groot Brittannië, de Verenigde Staten en Nederland en neemt deze vragen daarbij mee.
Men moet bij de slave narrative in acht nemen dat deze is geschreven met een doel, namelijk het brede, witte publiek overreden zich achter de morele zaak van de antislavernijbeweging te scharen. Met name de oudste slavenautobiografieën dragen daarom de sporen van de bevindelijke protestanten die aan het begin van de antislavernijbeweging stonden; later komt meer ruimte voor een inhoudelijke beschrijving van het slavenleven. Werd in de negentiende eeuw de autobiografie nog als betrouwbare bron gezien, in de twintigste eeuw vonden de onderzoekers de bronnen te gekleurd en twijfelden ze aan de feitelijkheid ervan. Slave narratives werden vanaf het midden van de twintigste eeuw wél interessant voor literatuurwetenschappelijk onderzoek. Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw wordt meer gekeken naar hoe cultuurproducten de algemene mensenrechten bevorderen en wordt er dus in dat licht gekeken naar deze bronnen. Op welke manier zetten de slave narratives mensen aan om actief op te komen binnen het abolitionisme?
Juist daar wil Huisman de nadruk op leggen, zij wil kijken naar hoe de verhalen door de tijd heen zijn ontvangen in de verschillende landen. Zij kijkt hierbij naar de oorspronkelijke teksten, maar ook naar de heruitgaven en her- en vertalingen. Zij probeert keuzes van uitgevers om een autobiografie (opnieuw) uit te geven in de tijd te plaatsen, evenals de reactie van recensenten en soms zelfs politici op deze verhalen. Tevens kijkt ze naar ingrepen die door de vertalers zijn gemaakt: waarom worden soms veranderingen aangebracht en welke overwegingen zullen de vertalers hierbij gemaakt hebben? Dit geldt voor zowel de teksten zelf, als de parateksten, de toegevoegde teksten door anderen, zoals voorwoorden, bijschriften en noten.
Dit onderzoek wordt opgedeeld in vijf hoofdstukken en daarmee in vijf tijdsblokken. Het eerste tijdsblok, hoofdstuk twee in het boek, loopt van 1789-1831 en gaat over Olaudah Equiano, een van de eerste groten op het gebied van slave narratives. Hoofdstuk drie loopt van 1838-1865 en gaat over enkele nieuwe schrijvers uit deze periode, zoals Frederick Douglas en William Wells Brown, maar ook over Uncle Tom’s cabin van Harriet Beecher Stowe. Hoofdstuk vier behandelt de periode 1865-1902 en handelt met name over verschillende protestantse perspectieven op slavernij, waarbij onder andere verwezen wordt naar de Fisk Jubilee Singers, Zamba en Booker T. Washington. Hoofdstuk vijf gaat over de herontdekking van de biografieën (1925-1977), zoals bijvoorbeeld in de New Negro Movement of ten tijde van Black Power. Daarna volgt een afsluitend hoofdstuk over erkenning van slaven, vrouwen en multiculturalisme (1983-2013), een beetje een vreemde eend in de bijt. Hier worden allerlei groepen die een emancipatiebeweging kennen, vergeleken met de slaven, zoals vrouwen of groepen met een andere culturele achtergrond. Huisman voert hierbij hedendaagse ‘slavinnen’ als Zana Muhsen en Ayaan Hirshi Ali op. Hiermee geeft ze een beeld van de tijd, waarbij ze de slave narratives in bijvoorbeeld het multiculturele debat plaatst of in de tweede feministische golf. Wel rijst de vraag waarom zij deze vrouwen kiest en waarom zij die als slavinnen ziet.
Het betoog zelf is bijzonder goed geschreven en leest als een spannende roman. Huisman weet de ontvangst van verschillende slavernijteksten te verklaren vanuit ‘big history’ en doet dat bijzonder analytisch en spitsvondig, zoals wanneer zij het succes van de zanggroep de Fisk Jubilee Singers in Nederland in de jaren ‘70 van de negentiende eeuw verklaart vanuit de ideeën van de historicus Fruin over Indië en de “zedelijke roeping” van Kuyper die Nederland ten opzichte van de gekoloniseerde bevolking in Indië had (p. 94). Of wanneer zij de populariteit van Booker T. Washington in Nederland verklaart vanuit zijn opvatting dat onderwijs gebruikt moet worden om de positie van zwarten te verbeteren, waardoor zijn ideeën aansluiting konden vinden bij de confessionelen ten tijde van de schoolstrijd (p.104).
Huisman is zeer goed in het ondersteunen van argumenten met behulp van voorbeelden of met bronnenmateriaal. Dit doet zij heel precies en nauwkeurig. Juist daarom verbaast het dat zij bepaalde keuzes die zij maakt niet uitlegt. Zo zou ik graag een verantwoording zien voor verschillende aspecten van het onderzoek, met name voor de tijdsindeling in de hoofdstukken, de keuze voor de slave narratives die zij behandelt, en die zij juist niet behandelt, en de keuze voor het onderzoeksgebied. Het boek wisselt continu van perspectief, zoals de titel aangeeft, maar deze wisselingen maken het boek soms wat ongestructureerd. Dit minpunt wordt echter ruimschoots gecompenseerd, met name door de manier waarop de ontvangst van de slave narratives in Nederland en de latere hoofdstukken geschreven zijn.
 Trefwoorden: Nederland, Engeland, Amerika, Nieuwe tijd, Nieuwste tijd, Slavernij, Autobiografie, slave narrative,

Tessa Nagel M.A., tessanagel@gmail.com